e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
elders, ergens anders ergens anders: ērges anders (Bree), ɛrgəs andərs (Bree), Viêrtaan zulle vèè op ein ander (plaats) goan.  örges anders (Bree), op een ander: op ein ander (Bree), Bep. van plaats; voor personen: einen andere.  op ein ander (Bree) elders, ergens anders || Overvloed. Hier vindt ge die planten niet, maar elders (ergens anders, ievers, ...) groeien ze in overvloed. [ZND 44 (1946)] III-4-4
elektriciteit elektriek: electrik (Bree) electriciteit [ZND 34 (1940)] III-2-1
elektrische tram elektriekse tram: ələtreksə tram (Bree) Een electrische tram. [ZND 34 (1940)] III-3-1
elfenbankje zwam: Bree Wb.  zwam (Bree) Elfenbankje: een veelkeuzige zwam die veel voorkomt op takken en stammen; komt vaak in groepjes voor (elfenbankje, pijpzwam, buisjeszwam). [N 92 (1982)] III-4-3
elleboog gewricht: gǝvrext (Bree) Been dat de beweging van de bovenarm van de poot bevordert. Zie afbeelding 2.20. [N 8, 32.1 en 38.2] I-9
ellende (lijden) armoede hebben: ermooj höbbe (Bree), ellende: ech ben zēk van elenj (Bree), Ich ben zeek van ellenj (Bree), ich beïn zeek van ellen (Bree), kranksel: krènksel (Bree), malheur (fr.): doorgaans in het mv. en vergezeld door "make": dèè vent kan zuu koad wère, detter waal ins melère zuiw könne make (of mdoon) es het hèèm te erg weerd  meleer (Bree), miserie: Heì zit in de meserie (Bree), hēzit inne meserie (Bree), hēͅ zet ene məzēri (Bree), mizerie (Bree) een rampzalige, zeer beklagenswaardige toestand [ellende, miserie] [N 85 (1981)] || ellende lijdend [katijvig, ellendig] [N 85 (1981)] || Hij zit in de ellende. [ZND 35 (1941)] || iemand die (of een toestand die) een bron van ergernis is || Ik ben ziek van ellende. [ZND 35 (1941)] || ongeluk III-1-4
els els: èlz(e) (Bree), èèls (Bree), ęls (Bree), ę̄lz (Bree), elsje: ę̄lzǝ (Bree), ɛ̄lsǝ (Bree) elzeboom || elzenboom [ZND m] || Het gebogen, puntige instrument om gaatjes voor het naaien v√≥√≥r te steken. Men kent een spanels, een doornaaiels en een bros. Dierick zegt op pag. 83: "Het klein en broos werktuig dat een schoenmaker dagelijks te gebruiken heeft is het elsen. Daar zijn er verscheidene grootten en soorten. De elsens om binnenzolen te naaien zijn gekromd en moeten geschikt zijn licht of zwaar volgens het werk; een lang, zwaar elsen is goed voor zwaar manswerk en om in te rijgen. Een zwaar elsen om licht te naaien is altijd af te keuren, daar een fijne draad niet goed sluiten kan in de wijde gaten door het elsen in de binnenzool gemaakt en dus geen vaste naad kan voortbrengen. Gewoonlijk is de punt van een nieuw elsen te dik en moet wat verscherpt worden om goed door het leder te kunnen steken; het gebeurt wel eens dat de punt afkraakt, dit kan hersteld worden met er een aan te slijpen. Het elsen moet in een houten handvatsel vastgezet worden en moet er recht in zitten; het mag noch achteruit noch vooruit hellen en bijzonderlijk niet scheef of men is elke steek in gevaar het te breken, en de hand te kwetsen. [N 60, 176a; N 60, 234; N 60, 176c; S 28; L 5, 62; L B2, 238; L 40, 72; Wi 13; A 27, 17; monogr.] II-10, III-4-3
emelt, larve van de langpootmug weimade: weͅijmāj (Bree) emelt, larve van de langpootmug, zeer schadelijk wormpje in graan- en grasland [N 26 (1964)] III-4-2
emmer aker: iəkər (Bree, ... ), emmer: imər (Bree, ... ), ɛmər (Bree), Doa waas e gèètsje in mi-jnen immer Einen immer dings: een aanzienlijke hoeveelheid  immer (Bree), putemmer: pytɛmər (Bree) emmer [ZND 08 (1925)], [ZND 24 (1937)] || houten emmer [ZND B1 (1940sq)] || ijzeren emmer [ZND B1 (1940sq)] III-2-1
engel engel: eŋəl eŋələ (Bree), ingel (Bree), èngel (Bree) Een engel [ingel, èngel]. [N 96D (1989)] || Een engel, twee engelen. [ZND 34 (1940)] III-3-3