e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kwitantie kwijting: ps. omgespeld volgens Frings.  kwējteŋ (Bree) kwitantie, bewijs van schulddelging [N 21 (1963)] III-3-1
kyrie eleison kyrie eleison (<gr.): kyrie eleison (Bree) Het "vaste gezang"aan het begin van de mis, het "Kyrie eleison". [N 96B (1989)] III-3-3
l-vormige hoeve hoekhuis: hǫkhø̜i̯s (Bree) Navraag of er verschil in benaming was tussen een L-vormig bouwwerk waarvan de korte poot wordt gevormd hetzij door het woonhuis, hetzij door een schuur of stal, leverde geen nieuwe termen op. Zie kaart 4, het Ten Geleide van deze aflevering en afbeelding 3. [N 4A, 1b en 2c] I-6
laag grond laag: laog (Bree), loag (Bree), loog (Bree), lōg (Bree), lugə (Bree), (als zelfst. nw.).  loag (Bree) laag (subst.) || laag (znw.) [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] III-4-4
laag schoven op de wagen laag: lǭx (Bree) Zie de toelichting bij het lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). Voorkop is de laag op de naar voren uitstekende ladder boven het paard. [N 15, 42; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-4
laaggelegen weidegrond broek: brok (Bree), brōk (Bree) Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.] I-8
laagliggende akker lage grond: ligǝ gront (Bree) Een aantal woordtypen duiden niet zozeer op een afgebakend perceel, een akker, maar meer algemeen op laagliggende grond. [N 11, 2b] I-8
laagte in een akker dal: dāl (Bree), zonk: zoŋk (Bree) Laagte of kuil waar de grond steeds vochtig blijft of waar water blijft staan. [N 11, 3a, N 11, add.; Vld.; monogr.] I-8
laagte in het landschap laagte: ligdǝ (Bree), lixtǝ (Bree), zonk: zoŋk (Bree) Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20] I-8
laars (alg.) bot: bot (Bree, ... ), botten (Bree), boͅt (Bree), stevel: stēvəl (Bree) laars [ZND B1 (1940sq)] || laars [bot, steevel, buus, kamasj] [N 24 (1964)] || Laars, een paar laarzen (hoge laars met schoen eraan vast) [ZND 37 (1941)] III-1-3