e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nog in het ei zittend kipje kiekje: kikskǝ (Bree) [N 19, 40a] I-12
nok vorst: vǫrst (Bree) De bovenste liggende balk in het dakgebint waartegen de kepers rusten. De nokgording heeft doorgaans een doorsnede van 9,5 x 9,5 cm. Onder nok of vorst verstaat men ook dikwijls het hoogst gelegen gedeelte van een dak, de dakbedekking inbegrepen. Zie ook het lemma 'ruiter' en afb. 49j en 85. [S 41; N 32, 43d; N 54, 161; L 8, 66a; L 12, 9; L B1, 169; monogr.; div.; Vld.] II-9
noodbed, kermisbed brits: brĭts (Bree), paljas: paljas (Bree, ... ), pəljas (Bree) Bed dat in tijd van nood op de grond wordt opgemaakt (kermisbed, paljas, paljas parterre) [N 79 (1979)] || noodbed, kermisbed [ZND 40 (1942)] III-2-1
nooddoop nooddoop: nuuddeip (Bree) Een nooddoop, gadoop, geedoop [jieëdoof]. [N 96D (1989)] III-3-3
noot noot: noet (Bree), nuut (Bree) noot [DC 47 (1972)] III-2-3
nootmuskaat muskaat: mesjoat (Bree), Het is een verbasterde vorm van mesjoat  besjoat (Bree), In verbasterde vorm van mesjoat naar analogie met besji-jt  besjoat (Bree), notemuskaat: nutebesjoat (Bree) muskaat || nootmuskaat III-2-3
nors zuur: zoor (Bree) onvriendelijk, stuurs, nors, bars [aling, strak, grenniog, stom, bars, stuurs, nors, zuur] [N 87 (1981)] III-3-1
notariskosten schrijfgeld: sjri-jfgeld (Bree), ps. omgespeld volgens Frings.  šrējfgeͅltš (Bree) gelden die bestemd zijn voor de notaris i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen [ongelden, den bamis, onraad, herengeld?] [N 21 (1963)] III-3-1
noten noten: (enk)  nȳ.ǝt (Bree) Tapse houten of ijzeren blokjes in de (zeskantige) steenbus van de ligger die met behulp van spieën worden bijgespied. Zie ook afb. 78. De noten (nø̄tǝ) werden volgens de invuller uit l 265 alleen gebruikt in een ijzeren bus voor het bijstellen daarvan. [Vds 120; Jan 131; N O, 16e; N O, 16f; A 42A, 23 add.] II-3
noten afslaan afhouwen: aafhouwe (Bree), āfhøͅjwə (Bree) noten afslaan [ZND 36 (1941)] III-2-3