21857 |
onbruikbare voorraad |
bocht:
bòcht (L360p Bree)
|
allerlei slechte en onbruikbare voorraad [breggel, plodder, bocht, bagage] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
34608 |
onderbak |
onderbak:
ondǝrbak (L360p Bree)
|
Onder de kar opgehangen laadvloertje. [N 17, 86]
I-13
|
18584 |
onderbroek |
onderboks:
ònderbòks (L360p Bree)
|
onderbroek
III-1-3
|
33450 |
onderdeur |
onderdeur:
o.ndǝrdīr (L360p Bree)
|
Het onderste deel van een gehalveerde poortvleugel is meer voor dagelijks gebruik, bedoeld om toegang te verlenen aan voetgangers en kleine voertuigen (karretjes) en om, in gesloten stand, aan vee de doorgang te beletten. In plaats van een onderdeur kan ook een kleine hekdeur van latten gebruikt worden. Zie ook afbeelding 18.e bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 37c en 42d; monogr.]
I-6
|
24637 |
ondereinde van de stam |
voet:
Bree Wb.
voot (L360p Bree)
|
Het dikke uiteinde van de stam, onderaan (voet, kont, gat, kop). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18401 |
ondergoed |
ondergoed:
`t ondergoot (L360p Bree),
ondərgōt (L360p Bree),
oondergoot (L360p Bree),
onderkleren:
onderkleier (L360p Bree),
ónderkleijer (L360p Bree)
|
ondergoed, onderkleren [t onderdinge] [N 25 (1964)] || onderhemd, onderkledingstuk dat op het blote lijf gedragen wordt [im, emmek, hem, himp, kemsel, liejms, sjmies, vlok] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
32640 |
ondergronder, woeler |
wroeter:
vrētǝr (L360p Bree)
|
De ondergronder of woeler was een aparte ploeg zonder kouter en riester, maar met een lansvormige schaar of twee in tegenovergestelde richting geplaatste messen vóór op het ploeghoofd. Vaak werd de oude aanaardploeg tot ondergronder omgebouwd. Met deze ploeg, die vóór de gewone ploeg uitging of erop volgde, werd de ondergrond, de bodem van de voor opengebroken. Men kon ook met de gewone ploeg de ondergrond losrakelen, door op de plaats van de voorschaar of het kouter, dan wel aan of onder de ploeghiel een woelschaar, een woelhaak of woelmes aan te brengen. Aldus werd tegelijkertijd de bovengrond geploegd en de ploegzool opengebroken. [N 11, 33j; N 11A, 76a + 76b + 77; N 27, 14]
I-1
|
33947 |
onderhaam |
onderhaam:
ōndǝrhām (L360p Bree)
|
Twee met elkaar verbonden kussens die het paard onder het haam draagt, als dat te groot is. [N 13, 11; monogr.]
I-10
|
21579 |
onderhandelen |
aan het commercen (<fr.) zijn:
ps. omgespeld volgens Frings.
ānt kəmeͅrsə zēn (L360p Bree)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: in onderhandeling zijn over een bepaalde koop [in beding zijn met iemand?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18257 |
onderhemd |
hemd:
hemə (L360p Bree, ...
L360p Bree),
hi.men - hi.mes (L360p Bree),
himme (L360p Bree, ...
L360p Bree,
L360p Bree,
L360p Bree),
hemdje:
himke (L360p Bree),
kamizool (<fr.):
kaməzoͅl (L360p Bree),
lijfje:
léjfke (L360p Bree),
manskamizool (<fr.):
manskaməzoͅl (L360p Bree),
onderlijfje:
ondərlifkə (L360p Bree)
|
hemd || hemd (enkelvoud - meervoud) [ZND m] || hemd, hemden (mv.) [ZND B1 (1940sq)] || onderhemd, onderkledingstuk dat op het blote lijf gedragen wordt [im, emmek, hem, himp, kemsel, liejms, sjmies, vlok] [N 25 (1964)]
III-1-3
|