e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
proosten klinken: klinke (Bree), proosten: pruuste (Bree) proosten; Hoe noemt U: De glazen tegen elkaar aanstoten als teken dat men elkaar veel goeds toewenst (knutsen, klinken, proosten) [N 80 (1980)] III-2-3
prop prop: próp (Bree) een bal van samendrukbaar materiaal, bijv. papier [dompel, bol, prop] [N 91 (1982)] III-3-1
proppenschieter floeper: /  floeper (Bree), knap: knab (Bree), knap (Bree, ... ), knàp (Bree), knapbus: Sub knaphuit: Van knaphuit make ze dus knapbusse viêr pròppe te sjete. Zie ook pròppesjeter.  knapbus (Bree), knappijp: Sub knabsjete.  knabpi-jp (Bree), proppenschieter: pròppesjeter (Bree), próppesjater (Bree) [Proppenschieter]. || Een doorgaans door kinderen zelf vervaardigde knalbus: proppenschieter. || Een klakkebus (buis uit vlierhout, waarmee proppen worden weggeschoten). [ZND B1 (1940sq)] || Klakkebus (speelgoed gemaakt van vlierehout om proppen mee weg te schieten) [knaptoet, kraaktuut, proppesjeeter, klambös]. [N 06 (1960)] || Klakkebus; cilindervormig kinderspeeltuig van vlierhout. [ZND 15 (1930)] || proppenschieter [SND (2006)] III-3-2
proppenschieter add. klaptoet: klaptût (Bree), knapschieten: De eerste van de stoppen werd met een stamper naar boven geschoten in de knabpi-jp.  knabsjete (Bree) 1. Lett. een opgeblazen papieren buil(tje) dat men, met een fikse slag erop, kan doen knappen. || Proppen schieten uit een uitgehold stuk vlierhout, waarin krantenpapier en vlas aangestampt werden. III-3-2
prostituée hoer: hór (Bree), Verklw. hórke  hór (Bree), wijfje van plezier: wi-jfke van plezeer (Bree) prostituée, publieke vrouw [hoer, lichtvink, deerne, blaar] [N 115 (2003)], [N 86 (1981)] III-2-2
provisiekast, etenskast kelder: kaldər (Bree), schap: šāp (Bree) voorraad- of provisiekast [N 05A (1964)] III-2-1
pruik pruik: pri-jk (Bree, ... ), pruikje: pri-jkske (Bree) kunstmatig vervaardigde haarbedekking, valse haardos [kalot, pruik] [N 86 (1981)] || Pruik. Kunstmatig vervaardigde haarbedekking, valse haardos [pruik, calotte, toupet] [N 114 (2002)] III-1-3
pruim pruim: proum (Bree), prûm (Bree), reine claude (fr.): sappige, kleine paarse of groene pruim  ringeluut, rigluut (Bree) [ZND 34 (1940)]pruim || pruim, soort I-7
pruimen pruimen: met stoottoon  prûme (Bree), sjieken: sikke (Bree) pruimen; Hoe noemt U: Tabak kauwen (pruimen, sikken, sjikken) [N 80 (1980)] || pruimtabak kauwen III-2-3
prutsen broddelen: broddele (Bree), fritsen: fritsen (Bree), frutselen: frutselen (Bree), frøtsələ (Bree), klommelen: klòmmele (Bree), klongelen: klòngele (Bree), kloten: klute (Bree), zie ook gekluut och, de kluuts mè wat aan  klute (Bree), knoeien: knuje (Bree), potteren: Di-j twiê auw sikkelèèrkes zitte doa mè wat te pottere  pottere (Bree), prutsen: prutse (Bree), z. ook pottere Waat zuidste nog langer zitte te pritse: de piks later toch niks möt  pritse (Bree), verbroddelen: verbroddele (Bree), verbrodden: verbrodde (Bree), verkloten: Kliêtsje, dich verkluuts al di-jen ti-jd aan di-j prulle van niks  verklute (Bree) Frutselen (met kleinigheden bezig zijn). [ZND 35 (1941)] || iets slordig doen [leuteren] [N 85 (1981)] || met nietige bezigheden zijn tijd doorbrengen || nogal sukkelachtig tewerkgaan || ondegelijk of onvoldoende werk verrichten of ondegelijk aan iets werken [prutsen, fanneken, vrellen, prutten, dooieren, merelen, kloten, klooien, teutelen, zeuren, soeliën, hannesen, treuzelen, teuten, semmelen] [N 85 (1981)] || ondeugelijk (of onvoldoende) werk, verrichten, klooien || prutsen, broddelen || prutsen: uitspraak [ZND 40 (1942)] || slecht, slordig werk leveren door onvoldoende kennis [broddelen, brodden, modderen, troddelen, figgelen, knoefelen, foefelen, krabben, fikkelen] [N 85 (1981)] || slordig of/en slecht te werk gaan || verkeerd handelen, niet op de goede manier maken [verkerven] [N 85 (1981)] || verknoeien, verklungelen III-1-4