18167 |
rafel |
faggel:
[sic]
veͅgələ (L360p Bree),
franjel:
fraanjele (L360p Bree),
fraanjelen (L360p Bree),
kettel:
kedələ (L360p Bree)
|
Rafels. Hoe noemt men de rafels die afhangen aan zeer versleten kleren ? [ZND 41 (1943)]
III-1-3
|
18168 |
rafelen |
rafelen:
rafele (L360p Bree),
uitrafelen:
ûtgerafelde boks (L360p Bree)
|
aan de rand uiteenvallen in afzonderlijke draden, het loslaten van draden, gezegd van weefsel [rafelen, raffelen, reffelen, riefelen] [N 86 (1981)] || Rafelen. Aan de rand uiteenvallen in afzonderlijke draden, het loslaten van draden, gezegd van weefsel [rafelen, reffelen, rieffelen, rufelen] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
19576 |
ragebol |
spinnenborstel:
speneborstəl (L360p Bree),
spenəboͅrstəl (L360p Bree, ...
L360p Bree),
speͅnəboͅrstəl (L360p Bree),
spinnenveger:
Bree Wb.
spinnevèger (L360p Bree)
|
borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || ragebol [ZND B1 (1940sq)] || ragebol, bolvormige borstel waarmee spinnewebben worden verwijderd [N 26 (1964)]
III-2-1
|
21164 |
rails |
rails (<eng.):
rails (L360p Bree, ...
L360p Bree,
L360p Bree),
rels (L360p Bree),
richels:
riggels (L360p Bree),
route (fr.):
ruut (L360p Bree)
|
de staven waarop een trein loopt [rails, riels, riggels] [N 90 (1982)] || rails [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|
19433 |
ramen lappen |
zemen:
ziême (L360p Bree)
|
Ramen schoonmaken met behulp van spons en zeem (zemen, lappen, kuisen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19977 |
rammelaar |
konijnsrekel:
kni-jnsrèkel (L360p Bree),
rammelaar:
raməlēͅr (L360p Bree),
rèmmeleer (L360p Bree),
ook haas
remmelèèr (L360p Bree),
rekel:
rēͅkəl (L360p Bree),
rongeltje:
Zie ook rammelèèr.
ròngelke (L360p Bree)
|
2. Speelgoed voor babys. || 3. Verbasterde vorm voor rammelaar (baby-speelgoed). || Het speeltuig voor heel jonge kinderen, dat bestaat uit een holle bol met een handvat waarin zich één of meer losse balletjes bevinden [rammelaar, rammel, klater]. [N 88 (1982)] || konijn, mannetje || rammelaar, mannetje konijn [Goossens 1b (1960)]
III-2-1, III-3-2
|
20295 |
rammelen |
rammelen:
rammele (L360p Bree)
|
een onwelluidende, trillende klank voortbrengen, gezegd van loszittende voorwerpen die in beweging gebracht worden [rammelen, rotelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
34631 |
rammelkar |
rammelkar:
ramǝlkar (L360p Bree),
schokkelkar:
šoqǝlkar (L360p Bree)
|
Kar die veel lawaai maakt. [N 17, 92]
I-13
|
33578 |
rammenas |
rammenas:
rademads (L360p Bree),
ramenas (L360p Bree),
ramənats (L360p Bree)
|
[ZND 41 (1943)]
I-7
|
18413 |
rand van een hoed |
boord:
buurd (L360p Bree),
luif:
leͅif (L360p Bree),
rand:
rand (L360p Bree)
|
luifel, overstekende rand van een hoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|