21659 |
verlagen |
afgaan:
ps. omgespeld volgens Frings.
āfgoͅən (L360p Bree),
afslaan:
ps. omgespeld volgens Frings.
āfsloͅən (L360p Bree)
|
verlagen, iets in prijs ~ [afzetten? b.v. de biggen zijn afgezet?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
19038 |
verlegen |
verlegen:
verlège (L360p Bree)
|
verlegen [schoow, sjou, bluuj, besjeemt] [N 06 (1960)]
III-1-4
|
18850 |
verlegen (zijn) |
verlegen:
verlège zeen (L360p Bree)
|
niet flink of zelfbewust zijn, zich niet goed durven uiten in het bijzijn van anderen [teutelen, verlegen zijn] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19888 |
verlichting |
licht:
leecht (L360p Bree)
|
verlichting
III-2-1
|
21393 |
verliezen |
verliezen:
verleze (L360p Bree, ...
L360p Bree),
vərlĕzə (L360p Bree)
|
1. Verliezen. || Verliezen. [ZND m]
III-3-1, III-3-2
|
34165 |
verlopen |
herlopen:
(de koe is) hęrlø̜i̯pǝ (L360p Bree),
niet behouden:
(de koe heeft) nēt bǝhawǝ (L360p Bree)
|
Na korte tijd van dracht een misgeboorte hebben, gezegd van de koe. [N 3A, 39a]
I-11
|
19338 |
vermaak |
lol:
lol (L360p Bree)
|
een handeling waardoor men plezier beleeft [vermaak, amusement] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25091 |
vermengen |
mengelen:
mèngele (L360p Bree)
|
in elkaar vermengen [warzen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20813 |
vermicelli |
vermicelle (fr.):
men hoort ook vermesjöl
fermesjöl (L360p Bree)
|
vermicelli
III-2-3
|
18853 |
vermoeden |
denken:
dinke (L360p Bree),
menen:
meine (L360p Bree)
|
het menen dat iets waarschijnlijk is, het veronderstellen dat iets zo is [vermoeden, bronsel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|