e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
visvangst vangst: vaŋst (Bree) Alles wat men vangt bij het vissen [vangst, rafel]. [N 88 (1982)] III-3-2
vitsen vitselen: vøtsǝlǝ (Bree), wissen: wesǝ (Bree) Vlechtwerk vervaardigen voor de wanden van gebouwen met vakwerk. In L 318b werd dit werk verricht door de 'tuiner' ('tȳnǝr'). In een aantal plaatsen, bijvoorbeeld in Q 111, leverde ook de strodekker gevlochten wanden voor de huizenbouw. In Q 83 gebruikte men 'hondshout' ('hǫnshōt'), een makkelijk te klieven houtsoort, voor het vlechtwerk van lemen huizen. Zie ook het lemma 'Reephout'. [N 4A, 53g; N F, 56a; monogr.] II-9
vlaai vlaai: vlááj (Bree), met toelichting van de bereidingswijze  vlááj (Bree), Syst. Frings vrl.  vlāi̯ (Bree), Syst. Wbk. van Bree  vlaai (Bree), Vlade (koek) en vlaeye: Gooj vlaai is dun van lèèr en dik van smiêr: een goed gevulde taart dient goed gevuld te zijn op een dunne onderlaag  vlaai (Bree) fijn gebak dat de huismoeders vooral ter gelegenheid van de kermis klaarmaken [ZND 48 (1954)] || platte en ronde taart || Vla, bekend cirkelvormig gebak met vulling (vlaoj, flaaj, tabbeschaas?) [N 16 (1962)] III-2-3
vlaai met deegdeksel taartenpom: tertepomme (Bree), Syst. Frings mnl.  tɛrtəpom (Bree) een dikke appeltaart met deksel [ZND 32 (1939)] || Vla met deksel van deeg (dekselvlaoj, slof, toeslaag?) [N 16 (1962)] III-2-3
vlaai met puddingvulling pappevlaai: Gooj pappevlaai moet zeen: dun van lèèr en dik van smiêr  pappevlaai (Bree), puddingenvlaai: Ich lösde waal èè stèkske poddinge vlaai  poddinge vlaai (Bree) puddingtaart || puddingvlaai III-2-3
vlaai met reepjes deeg latjesvlaai: Syst. Frings vrl.  lɛtšəs˃vlāi̯ (Bree) Vla waarover kruislings reepjes van deeg zijn gelegd (lödderkesvlaa?) [N 16 (1962)] III-2-3
vlaaienvulling spijs: Iêrs hauw ze einen dèk gemaakt en doanoa diêj ze doa de appelspi-js op  spi-js (Bree), Syst. Frings vrl.  spēi̯s (Bree), Syst. Wbk. van Bree  spi-js (Bree) taartvulsel || Vruchtenmoes dat op de vla gesmeerd wordt (spijs?) [N 16 (1962)] III-2-3
vlaaischotel vlaaischotel: vlaaisjutel (Bree) schaal, plat, om een vlaai op te dienen [flaaischottel] [N 07 (1961)] III-2-1
vlaams vlaams: vlaams (Bree), Vlaamsch (Bree) vlaams [ZND 23 (1937)] || Vlaams; bijvoeglijk naamwoord - [DC 47 (1972)] III-3-1
vlaams verband vlaams verband: vlāms ˲vǝrbant (Bree) Verband, doorgaans toegepast bij muren dikker dan een halve steen, waarbij in iedere laag zowel koppen als strekken zijn verwerkt. Het verband is als volgt opgebouwd: eerste laag: drieklezoor, kop, strek, kop, strek, kop; tweede laag: kop, strek, kop, strek, kop, strek; derde laag: drieklezoor, kop, strek, kop, strek, kop, strek, enz. (Westra, pag. 20). De volgorde van de verschillende lagen kan variëren. [N 31, 24e; monogr.] II-9