e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

Gevonden: 6062
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de gezamenlijke balken van de eg, het egraam balken: (sg bau̯.k)  bɛi̯.k (Bree) De eg bestaat uit een aantal hoofdbalken die onderling verbonden zijn door dwarsbalkjes of scheien. Tezamen vormen ze het raam van de eg. De in dit lemma opgenomen termen zijn van toepassing op de egbalken in het algemeen. Ze werden opgegeven als benaming voor zowel de hoofd- als de verbindingsbalkjes. Aan het eind van het lemma zijn een aantal voor zichzelf sprekende termen opgenomen, die betrekking hebben op het door hoofd- en dwarsbalkjes gevormde geraamte van de eg. [JG 1a + 1b; N 11, 69a + b; N 11A, 155c; monogr.] I-2
de grond omwoelen moren: mǫrǝ (Bree), mǭǝrǝ (Bree) Met de hoorns de grond omwoelen, gezegd van de koe. [N 3A, 9c] I-11
de grond vasttreden, aanstampen aankloppen: ānklǫpǝ (Bree), aantrampelen: āntra.mpǝlǝ (Bree), aantrappen: āntrapǝ (Bree) In de moestuin of op een klein perceeltje kan men - wanneer men niet over een hand- of tuinrol beschikt - de bewerkte grond platkloppen met de spade, de schoep of een plet-plank ofwel vasttreden met de voeten, waarbij dan vaak plankjes onder de klompen worden gebonden. Voor de dialectvarianten van het woord(deel) ''treden'' zij verwezen naar het lemma ''het land aftreden''. [JG 1a + 1b + 1d; N P, 20 add.; monogr.] I-2
de heg knippen (de) heg scheren: de hègt sjère (Bree) De heg knippen (knippen, scheren, vegen) [N 79 (1979)] III-2-1
de hoogkar doen achteroverslaan opstoten: opstyǝtǝ (Bree) De hoogkar doen achteroverslaan, zodat de berries omhoog steken. Het paard dient daartoe te worden uitgespannen, aangezien de bak van de hoogkar niet kantelbaar is. [N 17, 89] I-13
de hort op brakken: bragə (Bree), op jak: oͅpjak (Bree) Welke uitdrukking gebruikt men in Uw dialect voor: veel weg wijn, dikwijls niet thuis wezen? (Een dergelijke uitdrukkinng wordtt vaak gebruikt van huisvrouwen en is wat afkeurend. Men bedoelt dan: ze hoorde voor het huishouden te zorgen, maar ze is te vaa [Lk 06 (1956)] III-3-1
de hort op? op caddie (fr.): op gang; op boodschap  kedeĭ (Bree), op schok: op chok zeen (Bree) op merooi zijn: Kent u een woord: I. ---- (niet thuis zijn, de hort op zijn, vooral van vrouwen) II. andere uitdrukking [DC 43 (1968)] III-3-1
de kaarsen aansteken aansteken: aansteͅkə (Bree) De kaarsen aansteken [aanstèèke, aanstaoke?]. [N 96B (1989)] III-3-3
de kaarsen doven uitdoen: karse uutdoon (Bree) De kaarsen doven, uitmaken, uitdoen. [N 96B (1989)] III-3-3
de kaarten couperen heffen: höffe (Bree), høͅfə (Bree) 3. Bij het kaartspel: vòòr men begint te delen, moet degene die op de voorhand zit, de stok kaarten heffen. || Een aantal kaarten van de stapel afnemen voordat ze gedeeld worden, zodat de nieuwe bovenste kaart in ieder geval onbekend is [couperen, heffen, afheffen, afkappen]. [N 88 (1982)] III-3-2