| 17893 |
klieven |
rijten:
rītǝ (L434a Broeksittard),
splijten:
šplītǝ (L434a Broeksittard)
|
Hout met een beitel of bijl in de lengterichting doorhakken, zodat het splijt. Zie ook het lemma ɛklievenɛ in de paragraaf over de kuipersvaktaal. Het betreft daar het klieven van stukken boomstam tot duigen.' [N 37, 8; N 50, 15a; N 75, 134a; monogr.]
II-12
|
| 18230 |
klomp |
klomp:
klomp (L434a Broeksittard),
klompen (L434a Broeksittard),
kloomp (L434a Broeksittard),
kloompe (L434a Broeksittard),
klōmp (L434a Broeksittard)
|
Hoe noemt men de hiernaast afgebeelde houten voetbekleedsels ? (klompen) [DC 15 (1947)] || Hoe noemt mn een enkele van deze voetbekleedsels ? [DC 15 (1947)] || In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.]
II-12, III-1-3
|
| 33675 |
kluit aarde |
kluit:
klȳt (L434a Broeksittard)
|
[N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.]
I-8
|
| 18792 |
kluwen |
kluwen:
kloewe (L434a Broeksittard)
|
kluwen [SGV (1914)]
III-1-3
|
| 21347 |
knecht |
knecht:
eine nuje knecht (L434a Broeksittard)
|
knecht, een nieuwe ~ [SGV (1914)]
III-3-1
|
| 33338 |
knecht, algemeen |
knecht:
knęxt (L434a Broeksittard)
|
[L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6]
I-6
|
| 17921 |
knellen |
knellen:
knelle (L434a Broeksittard)
|
knellen [SGV (1914)]
III-1-2
|
| 21058 |
kneuzen |
blutsen:
blötse (L434a Broeksittard)
|
blutsen [SGV (1914)]
III-2-3
|
| 17677 |
knie |
knie:
knie (L434a Broeksittard)
|
knie [SGV (1914)]
III-1-1
|
| 18874 |
kniezen |
kniezen:
knieze (L434a Broeksittard)
|
kniezen [SGV (1914)]
III-1-4
|