25186 |
rijp, rijmx |
rijm:
ríeēm (Q035p Brunssum),
(ie diep).
riem (Q035p Brunssum),
rouwvrost:
roevros (Q035p Brunssum)
|
rijm (op boomen) [SGV (1914)] || rijm, bevroren dauw of nevel die zich afzet op de takken [waterrijm, roevros] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
33509 |
rijshout, bonenstaak |
erwtenrijs:
erterieəs (Q035p Brunssum),
rijs:
ries (Q035p Brunssum),
rieze (Q035p Brunssum, ...
Q035p Brunssum)
|
Erwtenrijzers, twijgen waartegen bepaalde erwten groeien [N P (1966)], [SGV (1914)] || rijs [SGV (1914)] || rijzen (mv.) [SGV (1914)]
I-7
|
25584 |
rijskast |
rijskast:
rijskast (Q035p Brunssum),
rīskas (Q035p Brunssum)
|
De kast waarin de bolrijs plaatsvindt. In vraag N 29, 35b werd gevraagd in het algemeen waar de bolrijs geschiedde. Het gevolg was een aantal opgaven dat een algemene plaatsaanduiding inhield. Zo gaf men voor de "plaats van de bolrijs" benamingen op als bakkerij (in K 314, L 270, Q 198b), bakhuis (in Q 3, 28, 121, en Q 191), verwarmd vertrek (in Q 30) of warme plaats bij de oven of het fornuis (in L 414, L 318b en L 321), tussen of op meelzakken (in L 331 en L 432) of op hortjes (in Q 112). Deze benamingen zijn niet fonetisch gedocumenteerd. [N 29, 35b; N 29, 35a; N 29, 105e]
II-1
|
34643 |
rijtuig |
geveer:
gǝvęr (Q035p Brunssum),
wagen:
wāgǝ (Q035p Brunssum)
|
Personenvoertuig, waarbij niet de huifkar bedoeld wordt. Gezien het feit dat het hier om zaken gaat die reeds lang verdwenen zijn, is de verwarring rond de dialecttermen groot. Dit lemma is samengesteld uit de antwoorden op algemene vragen als "hoe noemt u een tweewielig rijtuig" die geen betrekking hebben op een specifieke soort. Ook de meer algemene antwoorden die in N 101 bij de vragen naar bepaalde soorten rijtuigen opgegeven werden, zijn hier verwerkt. De veel voorkomende opgaven "koets" en "sjees", de bekendste vier- en tweewielige rijtuigen, zijn in de betreffende lemmata opgenomen. [N 101, 1-14; N G 51; L 1 a-m; L 28, 24; L 36, 70; LA 288; S 18, 30; Wi 16; monogr]
I-13
|
21032 |
rijzen |
rijzen:
riǝzǝ (Q035p Brunssum)
|
[N 29, 25b; monogr.]
II-1
|
18396 |
ring |
ring:
ne rrihngk-S-S (Q035p Brunssum)
|
ring [GTP]
III-1-3
|
29911 |
ringen |
ringen:
reŋǝ (Q035p Brunssum)
|
Het varken een ring in de neus zetten om het het wroeten te beletten. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 70, 9; N 19, 26; N 19, 26, Q 98 add.; monogr.]
I-12
|
33582 |
ringen, randen verwijderen van peulvruchten |
ringen:
renge (Q035p Brunssum),
rengen (Q035p Brunssum)
|
[N Q (1966)] [SGV (1914)]
I-7
|
24234 |
ringmus |
ringmus:
ringmusj (Q035p Brunssum),
ringmös (Q035p Brunssum),
ringmösj (Q035p Brunssum)
|
ringmus || ringmus (14 bijna gelijk aan de huismus, maar chocoladepetje en -plekje op de wang; broedt meer in hol hout; vaak op trek in flinke troepen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
22865 |
ringrijden, ringsteken |
ringsteken:
rinkštèke (Q035p Brunssum)
|
ringsteken [SGV (1914)]
III-3-2
|