e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Brunssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kruidwis kruidwis: krōētwusj (Brunssum), krōētwösj (Brunssum), Sub oetluchte: Op Maria Lichtmis (2 februari) ging men naar de kerk met een paar kaarsen en die werden gewijd. Ze werden aangestoken als er iemand op sterven lag om hem oet te luchte. De kaarsen stonden vlak naast het ziekbed tijdens het gebed van de omstanders. Tijdens onweer brandde men ook een stukje gewijde kaars, samen met een stukje kroedwusj.  kroedwusj (Brunssum), Sub reenvaart: boerenwormkruid. Reenvaart werd in dr kroedwusj gebruikt. Men plantte het bij dr hóndsjbach tegen de vlooien. Met een aftreksel hiervan wreef men mens en dier in tegen vlooien en luizen. Dit aftreksel gebuikte men ook bij het afleggen van een lieve dode, die werd ingewreven zodat de wormen weg zouden blijven. Reenvaart gebruikte men ook om het eigen gebied af te bakenen.  kroedwusj (Brunssum), {z. toel.}: een collectief onbekend  z. toel. (Brunssum) [Kruidwis]. || Hoe heeten de kruiden, die gezegend worden? [SGV (1914)] || kruidwis [N 06 (1960)] III-3-2, III-3-3
kruien schurgen: šørǝgǝ (Brunssum) Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.] I-13
kruik kruik: kroek (Brunssum) kruik [SGV (1914)] III-2-1
kruim greumel: gruumel (Brunssum) kruim [SGV (1914)] III-2-3
kruin kruin: kruun (Brunssum, ... ) kruin [SGV (1914)] || kruin van het hoofd [N 10 (1961)] III-1-1
kruipend ongedierte worm: worm (Brunssum), wormpjes: (wurmke) (Brunssum) wormachtig en kruipend gedierte [N 26 (1964)] III-4-2
kruipende boterbloem boterbloem: WLD  botturbloom (Brunssum) Kruipende boterbloem (ranunculus repens 15 tot 50 cm hoog plantje met wortelende uitlopers; de stengels zijn opstijgend behaard; de bladeren zijn 3-tallig met ingesneden blaadjes; de bloemen hebben gegroefde steeltjes en zijn goudgeel van kleur; de kelk [N 92 (1982)] III-4-3
kruis kruis: kruuts (Brunssum, ... ), kryts (Brunssum) Beenderenstelsel aan het einde van de rug. [N 3A, 109] || deel van het lichaam waar de bovenbenen tezamen komen [mik, fliermik] [N 10 (1961)] || kruis [SGV (1914)] I-11, III-1-1, III-3-3
kruisbeeld kruis: kruuts (Brunssum, ... ), lieveheer: aene lēēvenier (Brunssum) Kruisbeeld [slivvenier, kruus, kruussefiks]. [N 06 (1960)] III-3-3
kruisbeen kruisbeen: krytsbē (Brunssum) Heiligbeen, os sacrum; één der beenderen van het bekken. Het is een driehoekig beenstuk, ontstaan uit de vergroeiing van vijf wervels. [N 3A, 110a] I-11