28096 |
schraapinstallatie |
schrapperbak:
šrapǝrbak (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Toestel, bestaande uit een aantal bakken zonder bodem die met behulp van een lier langs het koolfront heen en weer worden getrokken. De bakken zijn, aan de lange zijde die naar het koolfront is gericht, voorzien van messen waarmee de kool wordt losgeschraapt. Een korte zijde van de bak, namelijk die, welke naar de bovenkant van de pijler is gericht, is voorzien van een scharnierende klep. Deze klep opent zich bij de opwaartse gang, neemt de op de vloer liggende kolen op en brengt deze afwaarts mee om ze daar te deponeren, waar de opwaartse gang opnieuw begint. De volgende bak brengt deze kolen weer een eind afwaarts totdat tenslotte de laatste bak aan de voet van de pijler zijn inhoud op het vervoermiddel in de afvoergalerij schuift. [N 95, 603]
II-5
|
31546 |
schraapstaal |
schraapstaal:
šrāpstǭl (L426p Buchten)
|
Klein, stalen blad, drie- of vierhoekig van vorm en met scherpe kanten, dat dient om hout glad te maken. Het schraapstaal wordt door verschillende houtbewerkende beroepen gebruikt. De kuiper werkt er bijvoorbeeld de buitenkant van het vat glad mee af. Zie ook het lemma ɛde buitenwand gladschavenɛ in de paragraaf over de vaktaal van de kuiper.' [N E, 45a; N G, 12; N 53, 151a; A 32, 3b; monogr.]
II-12
|
25394 |
schrabsel |
schrapsel:
šrapsǝl (L426p Buchten)
|
De afgekrabde opperhuid met haren. De lange haren worden soms bewaard en tot borstels e.d. verwerkt of verkocht. [N 28, 29; monogr.]
II-1
|
18133 |
schram |
schram:
sjroam (L426p Buchten),
sjröm (L426p Buchten)
|
schram [SGV (1914)] || schrammen (mv) [SGV (1914)]
III-1-2
|
17947 |
schrede |
pas:
pas (L426p Buchten),
trede:
trä (L426p Buchten)
|
schrede [SGV (1914)]
III-1-2
|
21368 |
schreeuwen |
beuken:
bø̄kǝ (L426p Buchten),
schreeuwen:
sjrēēĕve (L426p Buchten)
|
Het schreeuwen van een varken ten teken van honger of bij het slachten. [N 19, 24; JG 1a, 1b; N 76, 33; monogr.; N 19, Q 111 add.] || schreeuwen [SGV (1914)]
I-12, III-3-1
|
22482 |
schrikkeljaar |
schrikkeljaar:
sjrikkeljoar (L426p Buchten)
|
schrikkeljaar [SGV (1914)]
III-3-2
|
19536 |
schrobbezem |
schrobber:
schrobber (L426p Buchten),
sjrubber (L426p Buchten)
|
bezem om de vloeren mee te schrobben (boender, schrobbessem, wasser, luiwagen) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
31753 |
schrobzaag, sleutelgatzaag |
sleutelzaag:
sleutelzaag (L426p Buchten)
|
Handzaag met een smal, spits toelopend blad, die wordt gebruikt om midden in hout en langs gebogen lijnen te zagen. Soms wordt er voor het zagen van sleutelgaten een andere zaag van een vergelijkbaar type gebruikt, kleiner en met een ander handvat. Die wordt ook wel met de term ɛsleutelgatzaagɛ aangeduid. Zie ook afb. 13.' [N 53, 4-5; N G, 23c; monogr.; N 33, 330]
II-12
|
27356 |
schroefdraad |
schroefdraad:
šrufdrǭt (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Maurits])
|
[N 95, 749]
II-5
|