18400 |
borstrok |
borstrok:
boorsrok (Q095a Caberg)
|
borstrok, onderkledingstuk dat over het hemd wordt gedragen [hemdrok, humperok, sjtoep, liefke, slaoplijf] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18248 |
borstspeld |
spang:
spang (Q095a Caberg)
|
speld waarmee de slippen van de grote omslagdoek voor de borst bijeen worden gehouden [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18082 |
borstvliesontsteking |
pleuris:
pleuris (Q095a Caberg)
|
Pleuris: ontsteking van het borstvlies dat om de longen zit en de binnenkant van de borstkas bekleedt; pleuritis (pleuris, fleuris, floris). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18528 |
borstzak(je) |
borstzakje:
boorszekske (Q095a Caberg)
|
pochetzakje, borstzak [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33516 |
bos groente |
bussel:
WBD/WLD
’n bössel (Q095a Caberg)
|
Een bundel samengebonden groenten zoals asperges, prei, etc. (bussel, bos). [N 82 (1981)]
I-7
|
20885 |
boterhamworst |
boterhammenworst:
bōterhammeweurs (Q095a Caberg)
|
boterhamworst [N 06 (1960)]
III-2-3
|
20553 |
boterkussentje |
karamel:
karrəmèl (Q095a Caberg)
|
boterkussentje; Hoe noemt U: Een met boter bereid snoepje (boterkussentje, kokkien, suikerspek) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18310 |
bovenstuk van een jurk |
lijfje:
leifke (Q095a Caberg)
|
lijfje, bovenstuk van jurk [baskien] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18953 |
braaf |
braaf:
braaf (Q095a Caberg, ...
Q095a Caberg),
degelijk:
degelek (Q095a Caberg),
fatsoenlijk:
fatsoendelek (Q095a Caberg),
goed:
good (Q095a Caberg),
lief:
leef (Q095a Caberg)
|
braaf [DC 02 (1932)] || braaf, gezegd van een kind [N 06 (1960)] || met een goed karakter, alles doend zoals het hoort [braaf, gief] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24474 |
braamstruik |
bramelenstruik:
WBD/WLD
brommelestroek (Q095a Caberg),
bramen:
WBD/WLD = struik die niet draagt
(briem) (Q095a Caberg)
|
De doornige struik die vooral op de heide en in de duinen en langs bosranden voorkomt; de vruchten zijn eerst groen, dan rood en als ze rijp zijn zwart (braamstruik, benrik, breemhorst, breemhocht, breemdoren, breembes, braam, breem, doren). [N 82 (1981)]
III-4-3
|