25217 |
luchtx |
lucht:
loch (Q095a Caberg)
|
lucht [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
18918 |
lui |
langzaam:
lanzem (Q095a Caberg),
lui:
luij (Q095a Caberg),
vadsig:
vadsig (Q095a Caberg)
|
niet verlangend om te werken of een handeling te verrichten [lui, niet scheutig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21346 |
lui (lieden) |
lui:
lui (Q095a Caberg)
|
lui/lieden; de - zijn vandaag allemaal buiten op het land aan het maaien [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
18878 |
luid schreien |
beuken:
beuke (Q095a Caberg),
keken:
keeke (Q095a Caberg)
|
zeer luid huilen [janken, schreiten, beuken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20478 |
luier |
pisdoek:
pisdook (Q095a Caberg)
|
luier [winjel, luur, kindsdoek, pisdoek, huik] [N 25 (1964)]
III-2-2
|
18919 |
luieren |
lanterfanten:
lanterfante (Q095a Caberg),
luilakken:
luij lakke (Q095a Caberg),
vuilwammesen:
(zie 299).
voelwammese (Q095a Caberg)
|
zijn tijd met nietsdoen doorbrengen en ook geen zin hebben om iets te doen [luieren, luibroeken, luierikken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20281 |
luiermand |
kindskorf:
vrouw in verwachting bewaarde er kinderuitzet in
kindskörref (Q095a Caberg)
|
mand; Welke verschillende namen voor verschillende manden kent uw dialect verder nog? geeft u een zo volledig mogelijke opsomming, zonodig met afbeldingen en toelichting. [N 20 (zj)]
III-2-2
|
20566 |
lurken |
lotsen:
zoals een kind aan de fles zuigt
lödsje (Q095a Caberg),
lurken:
met liggend streepje op de o
lörrekə (Q095a Caberg)
|
lurken; Hoe noemt U: Hoorbaar zuigen aan een pijp (lurken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20486 |
lusten |
lusten:
löstə (Q095a Caberg),
mich bekken:
mich bekken (Q095a Caberg)
|
lusten; Hoe noemt U: Houden van een bepaald soort eten of drinken; zin hebben in eten of drinken (lusten, mogen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18150 |
maaivoeten |
met platvoeten lopen:
(met) platveuj (loupe) (Q095a Caberg),
platvoeten (zn.):
(met) platveuj (loupe) (Q095a Caberg)
|
maaibenen: Met de voeten buitenwaarts gaan (maaibenen, maaien). [N 84 (1981)]
III-1-2
|