19274 |
drukte, gedoe |
ambras:
mar.: fr. embarras
ámbras (L245a Castenray),
bohei (rh.):
behaej (L245a Castenray),
ravage:
revázzie (L245a Castenray)
|
drukte || drukte, rompslomp || opvallende bedrijvigheid
III-1-4
|
25133 |
druppel |
regendrup:
(verkleinwoord: raegendröpke; meervoud: raegendröp).
raegendrop (L245a Castenray)
|
regendruppel
III-4-4
|
24139 |
duif, algemeen |
duif:
doef (L245a Castenray)
|
duif
III-4-1
|
24140 |
duif, overige soorten |
blauwe:
duif met blauwachtige kleur
blaowe (L245a Castenray),
duivin
blaow (L245a Castenray),
pauwenstaart:
powwestárt (L245a Castenray),
postduif:
paosdoēf (L245a Castenray),
veldkretser:
die op de akker voedsel zoekt
veldkretser (L245a Castenray),
witkop:
witkop (L245a Castenray)
|
duif, naar kleur || postduif || sierduif || veldduif
III-4-1
|
17666 |
duim |
deurduim:
dø̄rdum (L245a Castenray),
toren:
tūr (L245a Castenray)
|
Zie kaart. De in het muurgesteente aangebrachte ijzeren haak voor raam- of deurhengsels. Zie ook afb. 56. In en rond L 289 werd de term her gebruikt voor het metalen scharnierstuk dat aan de deurpost was bevestigd. Het scharnierstuk dat aan de deur vastzat en paste in de her werd 'geheng' ('gǝheŋ') genoemd. Zie voor het woordtype 'toren' ook RhWb viii, k. 1481-1482 s.v. 'Turen': ø̄Türangel, der Stift, um den sich die Tür dreht; auch jener in die Wand geschlagene Eisenhakenø̄, en voor het woordtype 'tordel' ook Limburgs Idioticon, pag. 252, s.v. 'teulder', den, ø̄har, lat. cardo. Geh. Maeskant.ø̄ [N 32, 13a; N 54, 81b-81e; monogr.]
II-9
|
28152 |
duimstok |
duimstok:
dymstǫk (L245a Castenray)
|
Vouwbare maatstok waarvan de vier delen ieder vijfentwintig cm lang zijn. Aan de uiteinden is elk deel versterkt met metaal. De metalen scharnieren van de duimstok bestaan uit ronde schijven die over elkaar draaien. De twee scharnieren in het midden zijn penvormig. Vroeger was de duimstok verdeeld volgens de duimschaal; tegenwoordig zijn uitvoeringen in gebruik met aan de ene kant een duimschaal en aan de andere kant een metrische schaal. Zie ook afb. 99. [N 53, 184a; monogr.]
II-12
|
24141 |
duivin, vrouwelijke duif |
duivin:
doēvin (L245a Castenray)
|
duivin
III-4-1
|
24811 |
duizendblad |
hazegerf:
hazegaerf (L245a Castenray)
|
duizendbloemblad
III-4-3
|
20045 |
duizendschoon |
violet:
dianthus barbatus
flet (L245a Castenray)
|
duizendschoon (Dianthus barbatus L.)
III-2-1
|
19310 |
durven |
durven:
dörve (L245a Castenray)
|
durven
III-1-4
|