31180 |
koperslager |
koperslager:
kuǝpǝrslē̜gǝr (L245a Castenray
[(verouderd)]
),
kōpǝrslē̜gǝr (L245a Castenray),
pompenmaker:
pōmpǝmē̜kǝr (L245a Castenray)
|
Ambachtsman die koperen voorwerpen vervaardigt voor huishoudelijk gebruik. Zie ook de paragraaf over de koperslager. Het woord ɛpompenmakerɛ werd in Venray (L 210) en omstreken ook gebruikt voor een loodgieter. Vgl. het lemma "loodgieter".' [N 66, 54a; L 34, 17a-b; Wi 2 add.; monogr.]
II-11
|
19582 |
kopje |
koffietas:
Vat már \'n koffietas uut de kas
koffietas (L245a Castenray),
tas:
Dreenkte \'n tas koffie mit de tas valt host van toffel: dreiging van een miskraam Ge vángt mieër maespels/vli‰ge mit \'n laepelke soeker as mit \'n tas eek: Met zachtheid bereikt men doorgaans meer dan met gestrengheid
tas (L245a Castenray),
werkendaagse tas:
waerkendágsetas (L245a Castenray, ...
L245a Castenray)
|
grote koffiekop || koffiekop || koffiepot die iedere dag gebruikt wordt || kop met oor
III-2-1
|
19325 |
koppig |
koppig:
köppef (L245a Castenray),
krangs:
krángs (L245a Castenray),
wars:
wérs (L245a Castenray)
|
koppig || koppig, dwars
III-1-4
|
31720 |
kopshout |
kopshout:
kǫpshǭlt (L245a Castenray)
|
Het vlak van een stuk hout dat de dwarsdoorsnede van de vezels vertoont. [N 50, 50a; monogr.]
II-12
|
24351 |
kopvoorn |
meun:
vis
meun (L245a Castenray)
|
kopvoorn
III-4-2
|
32536 |
korf |
korf:
kø̜rǝf (L245a Castenray)
|
In het algemeen een uit wissen gevlochten en van een hengsel voorziene mand. Zie ook afb. 284. [N 20, 53; N 40, 37; monogr.]
II-12
|
24539 |
kornoelje (alg.) |
knoereltje:
eetbaar
knurretje (L245a Castenray),
timpelteer:
corneolum
tiepeltaer (L245a Castenray)
|
bes vd kornoelje || kornoelje, vrucht
III-4-3
|
20617 |
korst |
broodkorst:
De broeëdkaorste staeken m: het gaat hem te goed
broeëdkaorst (L245a Castenray)
|
broodkorst
III-2-3
|
29971 |
korteling |
korteling:
kǫrtǝleŋ (L245a Castenray)
|
Korte steigerpaal die aan één uiteinde draagt op de aanbinder en aan de andere kant in een in de muur uitgespaard steigergat. Over de kortelingen komen de steigerplanken te liggen die de steigervloer vormen. Zie ook afb. 18. [N 32, 3b; monogr.]
II-9
|
20650 |
kotelet, ribstuk |
karbonade:
kármenaaj (L245a Castenray),
kotelet:
kortelet (L245a Castenray),
zie kortelet
kòttelet (L245a Castenray)
|
carbonade met been || karbonade || kotelet
III-2-3
|