34112 |
miltkuilen |
miltkuilen:
(enk)
meltkul (L245a Castenray)
|
Holten in het lijf van een niet fraai gebouwde koe. [N 3A, 146; monogr.]
I-11
|
18795 |
minderen |
minderen:
mindere (L245a Castenray)
|
Bestaat er voor het "minderen"bij het breiwerk een afzonderlijk woord? (minderen, afzetten) [N 104 (2000)]
III-1-3
|
20177 |
miskraam |
miskraam:
miskraom (L245a Castenray),
opslag:
òpslág (L245a Castenray)
|
miskraam
III-2-2
|
24544 |
mispel |
mispel:
maespel (L245a Castenray)
|
mispelaar, vrucht
III-4-3
|
25166 |
mist, nevel (alg.) |
mist:
Note: begrip: hetw./hijw. stofnaam (hetw. = hetwoord - zelfst. nw. te vervangen door het pers. vnw. "het"/ hijw. = hijwoord - zelfst. nw. te vervangen door het pers. vnw. "hij").
mist (L245a Castenray),
moek:
(dit is een synoniem voor mist). Note: begrip: hijw. stofnaam (hijw. = hijwoord - zelfst. nw. te vervangen door het pers. vnw. "hij").
moek (L245a Castenray),
mot:
(dit is een variant van moek). Note: begrip: hijw. stofnaam (hijw. = hijwoord - zelfst. nw. te vervangen door het pers. vnw. "hij").
mot (L245a Castenray)
|
mist, nevel
III-4-4
|
25167 |
misten, nevelig zijn |
moeken:
moeke (L245a Castenray)
|
misten
III-4-4
|
19198 |
moed |
courage (fr.):
koeraas(j) (L245a Castenray),
moed:
moēd (L245a Castenray)
|
durf, moed, lef || moed, lef
III-1-4
|
20331 |
moeder |
moeder:
moēder (L245a Castenray),
moēr (L245a Castenray),
mojjer (L245a Castenray),
moeke:
moeke (L245a Castenray),
moet:
moet (L245a Castenray)
|
moeder || moeder (vroegere benaming om moeder aan te geven) || moeder; koosnaam || moeder; oude benaming || moeder; zeer oude benaming
III-2-2
|
20080 |
moederplant (saxifraga stolonifera meerb.) |
moederplant:
moērplânt (L245a Castenray)
|
moederplant
III-2-1
|
19100 |
moeite |
moeite:
moejt (L245a Castenray)
|
moeite, bekommernis
III-1-4
|