e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duur duur: dier (Diepenbeek) duur (hoge kostprijs) [ZND 24 (1937)] III-3-1
duwen duwen: dōən (Diepenbeek) duwen [RND] III-1-2
dwangbuis dwangbuis: dwangbuis (Diepenbeek) een op de rug sluitend jasje met lange mouwen om in razernij verkerende krankzin-nigen het gebruik van hun armen te ontnemen [dwangbuis, zotkapootje] [N 90 (1982)] III-3-1
dwarsbalk biels: bjéls (Diepenbeek) de houten, stalen of gewapend betonnen dwarsbalk waarop de rails bevestigd zijn [biels, biel] [N 90 (1982)] III-3-1
dwarsbalk van de hooihark kop: kǫp (Diepenbeek) De balk van de hooihark waarin de tanden zijn bevestigd; zie afbeelding 11, b. De instabiliteit van de heteroniemen wijst erop dat het begrip amper tot de eigenlijke landbouwterminologie is doorgedrongen. [N 18, 92b] I-3
dwarsbalkjes, egscheien scheien: šē.ǝ (Diepenbeek) De dunnere verbindingsstukken tussen de hoofdbalkjes van deeg. Deze kunnen ook van tanden zijn voorzien, vooral als het de oude driehoekige eg betreft. Voor de plaatsen waar men voor deze scheien geen aparte term gebruikt, zie men het lemma ''de gezamenlijke balken van de eg''. [JG 1a + 1b; N 11, 69b; N 11A, 155b; monogr.] I-2
dwarsdrijven terwarsdrijven: terwjaasdrijven (Diepenbeek), tərjāsdrēͅvən (Diepenbeek) Hij moet altijd dwarsdrijven (anders willen zijn dan anderen). [ZND 23 (1937)] III-1-4
dwarsdrijver terwarsdrijver: wā nə tərjāsdrēͅvər (Diepenbeek), vregelaar: vregeleër (Diepenbeek), warsdrijver: wa enne wjaasdrijver (Diepenbeek) tegendraadse || Wat een dwarsdrijver! [ZND 23 (1937)] III-1-4
dweilen schrobben: sjrobbe (Diepenbeek) Hoe noemt u het schoonmaken van stenen of houten vloeren, van stoepen enz. met behulp van water en een grove doek? [N105 (2000)] III-2-1
eau de cologne eau de cologne (fr.): o de kloin (Diepenbeek) Eau de cologne. Reukwater, eau de cologne [lodderijn] [N 114 (2002)] III-1-3