33388 |
getuigrek |
tap:
(mv)
tabǝ (Q071p Diepenbeek)
|
Het zwaardere paardetuig wordt meestal opgehangen aan de muur aan een rek, zware stokken, haken, knuppels, balkjes etc. Het kan ook op een plank gelegd worden. De benamingen geven vaak aan om welke mogelijkheid het gaat. Benamingen die naar een kast of kist verwijzen, zijn overgeplaatst naar het lemma "getuigkast" (2.3.7). Zie ook dat lemma. [N 5A, 59e; add. uit N 13, 81]
I-6
|
19092 |
gevaarlijk |
gevaarlijk:
bè vuur spelen is gevoarlijk (Q071p Diepenbeek),
bɛ vy(3)̄r spēlən es gəvaorlək (Q071p Diepenbeek)
|
Met vuur spelen is gevaarlijk. [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|
19093 |
gevaarlijke kerel |
gevaarlijk:
da’s ɛnə gəvaorləkə kjal (Q071p Diepenbeek),
da’s ’n gevaarlijke kial (Q071p Diepenbeek),
gevōͅrlèke kjāl (Q071p Diepenbeek)
|
Dat is een gevaarlijke kerel. [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|
21322 |
gevangenis |
prison (<fr.):
pərzong (Q071p Diepenbeek),
Van Dale: prison (<Fr.), (gew.) gevangenis.
prison (Q071p Diepenbeek)
|
de gevangenis [cachot, nor, partoet, speentje, grawoel, ren] [N 90 (1982)] || gevangenis [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
19743 |
gevel |
faèade:
fasāt (Q071p Diepenbeek),
fəsāt (Q071p Diepenbeek),
gevel:
gēvəl (Q071p Diepenbeek)
|
een schoone gevel [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
17808 |
geven |
geven:
geven (Q071p Diepenbeek),
gēeven (Q071p Diepenbeek),
gjēvən (Q071p Diepenbeek)
|
geven [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
17790 |
gevoelig (zijn) |
week:
week (Q071p Diepenbeek)
|
mijn hand is nog gevoelig (b.v. op de plaats waar ik mij vroeger verbrand heb) [ZND 24 (1937)]
III-1-1
|
17740 |
gevoelloos (zijn) |
doof:
doof (Q071p Diepenbeek)
|
in die vinger heb ik geen gevoel; hij is helemaal ... [ZND 24 (1937)]
III-1-1
|
21439 |
geweer |
geweer:
gəweer (Q071p Diepenbeek)
|
een draagbaar vuurwapen bestemd om door één persoon met twee handen bediend te worden, ongeveer 1 à 1 1/2 meter lang [geweer, bunkje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19381 |
gewelf |
plafond (fr.):
plefong (Q071p Diepenbeek)
|
Het gewelf [zwerk, verwulf, verwölf?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|