e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pruik pruik: prik (Diepenbeek) Pruik. Kunstmatig vervaardigde haarbedekking, valse haardos [pruik, calotte, toupet] [N 114 (2002)] III-1-3
pruim bakpruim: bakproum (Diepenbeek), doulence: doelense (Diepenbeek), eierpruim: eerproum (Diepenbeek), hondskloten: honskloet’n (Diepenbeek), kiezelpruim: kêzelproum (Diepenbeek), langenakkerse, de -: langenakkerse (Diepenbeek), oogstpruim: osproum (Diepenbeek), priestertje: pristerke (Diepenbeek), proveniksje: pronovikske (Diepenbeek), pruim: praum (Diepenbeek), proum (Diepenbeek, ... ), prōͅu̯m (Diepenbeek), reine claude (fr.): gréngeloet’n (Diepenbeek), rengeloet (Diepenbeek) [ZND 34 (1940)] I-7
pruimen sjieken: sjikke (Diepenbeek) pruimen III-2-3
prutsen beuzelen: beuzelen (Diepenbeek), broddelen: broddel’n (Diepenbeek, ... ), chipoteren (<fr.): sjippeteer’n (Diepenbeek), fritselen: fritselen (Diepenbeek), klommelen: klomələn (Diepenbeek), knoeien: knoeien (Diepenbeek), prutsen: protsen (Diepenbeek), prətsən (Diepenbeek), talmen: talmen (Diepenbeek), teutelen: tätələn (Diepenbeek), tobbelen: tobbələn (Diepenbeek) Frutselen (met kleinigheden bezig zijn). [ZND 35 (1941)] || klungelen || prutsen: betekenis [ZND 40 (1942)] || prutsen: uitspraak [ZND 40 (1942)] || pruttel¯n || slordig werken III-1-4
prutser halkot (wa.): halketie (Diepenbeek), potwannes: pótwannes (Diepenbeek), sukkel: suggel (Diepenbeek) klungelaar || sukkel III-1-4
prutswerk geklommel: wā⁄ə gəkloməl (Diepenbeek), geknoei: wa e geknui (Diepenbeek), klommel: klomməl (Diepenbeek), wa enne klommel (Diepenbeek), knoei: wa nə knoij (Diepenbeek) Wat een geknoei (slecht en slordig werk). [ZND 35 (1941)] III-1-4
puber meidje: mètske (Diepenbeek) aankomend (meisje) III-2-2
puimsteen puimsteen: pǫmstēn (Diepenbeek), pǫwmstēn (Diepenbeek) Lichte poreuze gestolde lava met een sponsachtig uiterlijk voor het polijsten van houtwerk en het inschuren van natte grondverf. De 'Gotlandsteen' (Q 162) is een zeer fijnkorrelige zandsteen uit Gotland in Zweden, harder dan puimsteen, die voor fijn schuurwerk wordt gebruikt. [S 29; L 40, 80; N 67, 60c; Renders 1; monogr.] II-9
puistjes zweren: zwejere (Diepenbeek) Puistjes (bobbels, broebels, bulten). [N 109 (2001)] III-1-2
pullover hemdje: høməkə (Diepenbeek), pullover: syn. Waomes, vreus.  pullover (Diepenbeek), schippertje: sjipperke (Diepenbeek) grijs, kort stofjasje || pullover truivest met mouwen zonder knopen [N 23 (1964)] || trui III-1-3