24313 |
engerling, larve van de meikever |
worm:
worm (L431p Dieteren, ...
L431p Dieteren)
|
engerling, meikeverlarve [DC 18 (1950)] || larve vd meikever [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
17775 |
enkel |
enkel:
enkel (L431p Dieteren, ...
L431p Dieteren),
ènkel (L431p Dieteren)
|
enkel [DC 01 (1931)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
33610 |
erf |
goed:
gōt (L431p Dieteren)
|
I-7
|
33278 |
erwt, algemeen |
erwt:
ɛrt (L431p Dieteren)
|
Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24]
I-5
|
18047 |
etter |
zweergeding:
zwoargedenk (L431p Dieteren)
|
etter [SGV (1914)]
III-1-2
|
34242 |
filter in de melkzeef |
doekje:
dø̄kskǝ (L431p Dieteren),
melkdoekje:
mɛlkdø̄kskǝ (L431p Dieteren)
|
In het algemeen is de filter een linnen of katoenen lap waardoor de melk gezuiverd wordt van verontreinigingen. In plaats van deze lap gebruikt men ook wel een vel filtreerpapier of een schijf watten. Ouderwets is de met paardenhaar vervaardigde melkzeef. [L 48, 35.Ia, Ib en Ic; Lu 2, 35.Ib en Ic; A 18, 11b en 11c; BN 2, 4; monogr.]
I-11
|
19288 |
flikflooien |
verneuken:
verneuke (L431p Dieteren)
|
flikflooien [SGV (1914)]
III-1-4
|
18021 |
fluim |
fluim:
fluum (L431p Dieteren)
|
fluim [SGV (1914)]
III-1-2
|
21345 |
fluisteren |
fluisteren:
fluustere (L431p Dieteren, ...
L431p Dieteren)
|
fluisteren [DC 16 (1948)] || lispelen [SGV (1914)]
III-3-1
|
28760 |
fluweel, velours |
velours:
flūr (L431p Dieteren)
|
Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.]
II-7
|