17645 |
heup |
heup:
haöp (L431p Dieteren),
heup (L431p Dieteren),
hèùp (L431p Dieteren)
|
heup [SGV (1914)] || heup - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
24912 |
heuvel, kleine hoogte |
hoogte:
heugte (L431p Dieteren)
|
hoogte [SGV (1914)]
III-4-4
|
17776 |
hiel |
hak:
hak (L431p Dieteren, ...
L431p Dieteren),
vers:
vees (L431p Dieteren),
vèès (L431p Dieteren, ...
L431p Dieteren)
|
hak (hiel) [DC 01 (1931)] || hak (van de voet) [SGV (1914)] || hiel, hak [SGV (1914)]
III-1-1
|
20329 |
hij aardt naar zijn vader |
hij aardt naar zijn vader:
hae aardt nao ze vader (L431p Dieteren),
he aart nao ze vader (L431p Dieteren)
|
naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [DC 02 (1932)]
III-2-2
|
18012 |
hijgen |
hijgen:
heche (L431p Dieteren)
|
hijgen (naar adem) [SGV (1914)]
III-1-2
|
21462 |
hinderen |
hinderen:
hinjere (L431p Dieteren)
|
hinderen [SGV (1914)]
III-3-1
|
22774 |
hinkelen |
hinken:
hinke (L431p Dieteren),
ènke (L431p Dieteren)
|
Hinkelen. || hinkelspel [VC 10]
III-3-2
|
17955 |
hinken |
hinken:
hinke (L431p Dieteren)
|
hinken, op een been springen [SGV (1914)]
III-1-2
|
33839 |
hinniken |
hummeren:
hømǝrǝ (L431p Dieteren)
|
Het hoge keelgeluid dat een paard maakt. De klanknabootsende werkwoorden hummeren, himmeren en hommeren vertonen dezelfde klankwisseling als ruchelen, richelen en rochelen. [JG 1b, 2c; L B2, 291; L 22, 21; N 8, 47 en 65; S 5; Wi 57]
I-9
|
18191 |
hoed (alg.) |
hoed:
hood (L431p Dieteren)
|
hoed [SGV (1914)]
III-1-3
|