22676 |
grote trom met bekkens |
dikke trom:
dekə trom (Q027p Doenrade)
|
Een grote trom met bekkens [djingel]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
25234 |
grote wolk |
bonk:
bónk (Q027p Doenrade),
grote wolk:
gròòtə wook (Q027p Doenrade)
|
grote, op zichzelf staande wolk [bonk] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18872 |
gruwelijk |
erg:
erg (Q027p Doenrade),
verschrikkelijk:
versjrikkeluk (Q027p Doenrade)
|
grote schrik opwekkend, afschuwwekkend [erg, gruwelijk, ijselijk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
32626 |
guano |
guano:
guano (Q027p Doenrade)
|
Guano is een poedervormige meststof, vervaardigd van uitwerpselen, veren en kadaverresten van zeevogels, waarvan zich in de loop van de tijd dikke lagen hebben gevormd op onbewoonde eilanden en klippen met name aan de westkust van Zuid-Amerika (Peru, Chili). Blijkens een aantal opgaven werd guano beschouwd als de oudste of eerst bekende kunstmest of was hij de voorloper daarvan, die vooral vóór de eerste W.O. gebruikt werd. Toen de echte kunstmest zijn intrede had gedaan, werd deze aanvankelijk nog vaak guano genoemd. Met guano, die voornamelijk werd aangewend om pootaardappelen te bemesten, ging men zuinig om: met een oude eetlepel of iets dergelijks werd in ieder pootgat een kleine hoeveelheid van deze meststof op of bij de aardappel gelegd. Volgens de meeste opgaven was guano een stikstofhoudende meststof, volgens enkele andere bevatte hij ook kali en fosforzuur, terwijl hij eenmaal met thomasslakken wordt vergeleken of als zwarte meststof wordt omschreven. Mogelijk werd deze originele vogelmest in het begin van de kunstmestperiode synthetisch nagemaakt en als guano of onder een daarop gelijkende handelsnaam in de handel gebracht. [N P, 8; N 11A, 62a]
I-1
|
19082 |
guit |
kruier:
kruier (Q027p Doenrade),
snaak:
sjnaak (Q027p Doenrade),
strang:
sjtrank (Q027p Doenrade),
strop:
sjtrop (Q027p Doenrade)
|
guit [SGV (1914)]
III-1-4
|
21331 |
gulden |
gulden:
guije (Q027p Doenrade),
gùlje (Q027p Doenrade)
|
gulden [SGV (1914)]
III-3-1
|
18541 |
gulp van een broek |
gulp:
gölp (Q027p Doenrade)
|
dit split [N 59 (1973)]
III-1-3
|
20495 |
gulzig |
gulzig:
gölzich (Q027p Doenrade),
kolsig:
kòlsig (Q027p Doenrade, ...
Q027p Doenrade)
|
gulzig; Hoe noemt U: Snel en onmatig in het verorberen van voedsel of drank; schrokachtig (gulzig, gruizig, vratig, slokachtig) [N 80 (1980)] || schrokken; Hoe noemt U: Gulzig eten (schrokken, slokken, vreten, verschrokken, schoffelen, wolven, zwelgen, worgen, moffelen, buffelen, schransen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19075 |
gunnen |
gunnen:
gunne (Q027p Doenrade)
|
gunnen [SGV (1914)]
III-1-4
|
18856 |
gunst |
gunst:
gunst (Q027p Doenrade)
|
de welwillende, gunstige gezindheid van de ene persoon tegenover de andere [gunst, jonst] [N 85 (1981)]
III-1-4
|