e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
het neerstrijken van de duif vallen: doa vilt er (Doenrade), valle (Doenrade) Hoe zegt men: het neerstrijken van de duif? [N 93 (1983)] III-3-2
het orgel trappen orgel treden: orgeltrae (Doenrade) Het orgel treden of trappen, de blaasbalg tredend met lucht vullen en gevuld houden. [N 96B (1989)] III-3-3
het vuur aansteken aansteken: a-sjtêke (Doenrade) aanstoken [SGV (1914)] III-2-1
het zielboek aflezen de dodenlijst voorlezen: doewdelies veurlaeze (Doenrade) Het zielenboek aflezen. [N 96B (1989)] III-3-3
het zielboek voldoen geld van de dodenlijst: geltj van de doewdelies (Doenrade) Het zielenboek voldoen, de hiervoor verschuldigde bijdrage betalen. [N 96B (1989)] III-3-3
heten heten: heisje (Doenrade) heeten [SGV (1914)] III-2-2
heup heup: hoeup (Doenrade, ... ) heup [SGV (1914)] || heup - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] III-1-1
heupjicht gicht: gich (Doenrade) Ischias: ontsteking van de heupzenuw, heupjicht (geschot, steek(te), pleurijs). [N 84 (1981)] III-1-2
heupwijdte, zitwijdte heupwijdte: hø̜̄pwitǝ (Doenrade), onderwijdte: oŋǝrwītǝ (Doenrade) Maat gemeten om het dikste deel van het zitvlak, met voor heren twee vingers speling tussen de maatband en het lichaam. [N 59, 44d; N 59, 44c; N 62, 2b] II-7
heuvel, kleine hoogte heuvel: huèvel (Doenrade), hoogte: heugde (Doenrade, ... ), heugdə (Doenrade), huègte (Doenrade), kop: kòp (Doenrade), laagte: lieègte (Doenrade) een kleine hoogte [hoogje] [N 91 (1982)] || heuvel, natuurlijke verheffing van de aardbodem, lager dan een berg [bult] [N 81 (1980)] || hoogte [SGV (1914)] || hoogte, vlak stuk land dat hoger gelegen is dat het omliggende land [verhoogsel] [N 81 (1980)] III-4-4