e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rode aalbes miemerten: De vrucht van een aalbessenstruik (bes, zembes, troskesbes, zeebes, bezing, aalbeer, miemer).  miemert (Doenrade), wiemer: wiemer (Doenrade), De vrucht van een aalbessenstruik (bes, zembes, troskesbes, zeebes, bezing, aalbeer, miemer).  wīēmer (Doenrade), wiemeren: mv: -e  wiemere (Doenrade) [DC 13 (1945)]aalbes [N 82 (1981)], [SGV (1914)] I-7
rode biet rode kroot: rō krōt (Doenrade), slakroot: šlātkrōt (Doenrade) Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.] I-5
rode bosmier rode aamzeik: roo aomzeek (Doenrade) rode bosmier. Dialectbenamingen voor soorten mieren [N102 (1998)] III-4-2
roede pezerik: pęzǝrek (Doenrade) Mannelijk geslachtsdeel. [N 76, 14; monogr.] I-12
roede, maat van 14 m2 roede: rauw (Doenrade), ráuw (Doenrade), = 20 vierkante meter.  ⁄n roede (Doenrade), ⁄n rouw (Doenrade) de maat die een oppervlakte aangeeft van 14 vierkante meter [roede] [N 91 (1982)] III-4-4
roeien roeien: roeijə (Doenrade) door middel van roeiriemen een vaartuig voortbewegen [roeien, riemen] [N 90 (1982)] III-3-1
roeispaan roeispaan: roeijsjpaan (Doenrade) het gereedschap om een vaartuig voort te roeien [riem, roeiriem, roeispaan, spaan] [N 90 (1982)] III-3-1
roekoeën brullen: Opm. v.d. invuller: dit doet hij wanneer hij achter een duiven aanloopt; al geluid producerend om zijn as draait; of een tegenstander uitdaagt. Hij "ruept"de duivin (lokt de duiven) of "hea likt in de komp te joege"wanneer hij zeer onrustig vanuit zijn broedhok of vanuit een donkere hoek om zijn duivin roept.  een doffer brult (Doenrade), jagen: Opm. v.d. invuller: ook "jaeegt"een doffer achter zijn duivin, nl. wanneer hij haar wil dwingen in de broedschotel plaats te nemen. Begint enkele dagen voordat de duivin het 1e ei van een nieuw broedsel moet leggen. Hij stopt daarmee tussen het leggen van het 1e en 2e ei.  een doffer jaeegt (Doenrade), roeken: roeke (Doenrade) Hoe noemt men het geluid dat de duiven maken - de/het ....... bijv. de duiven zijn aan het ......... [N 93 (1983)] III-3-2
roepen hel kallen: hèl kallə (Doenrade), roepen: roupe (Doenrade) op een luide manier iets mededelen, roepen [skriesen] [N 87 (1981)] || roepen [SGV (1914)] III-3-1
roepen van de duiven inroepen: Opm. v.d. invuller: men hoort steeds meer "in": inroope.  i-roope (Doenrade) Hoe zegt men: het roepen van de duiven? [N 93 (1983)] III-3-2