18423 |
broekspijp |
pijp:
pīēp (Q027p Doenrade),
pīēpe (Q027p Doenrade)
|
de pijpen van de broek [N 59 (1973)] || Hoe noemt U de pijp van een broek? [N 62 (1973)]
III-1-3
|
18551 |
broekzak achter |
vottentas:
vottetesj (Q027p Doenrade)
|
de achterzak [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18549 |
broekzak opzij |
broekentas:
brooketesj (Q027p Doenrade)
|
de broekzak opzij [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18550 |
broekzak voor |
steektas:
sjtééktesj (Q027p Doenrade)
|
zakken voor in broek, i.p.v. opzij (steekzak?) [N 59 (1973)]
III-1-3
|
20335 |
broer |
broeder:
brou̯ər (Q027p Doenrade),
brower (Q027p Doenrade),
broer:
brour (Q027p Doenrade)
|
broeder [DC 05 (1937)], [SGV (1914)] || broer [DC 03 (1934)]
III-2-2
|
20160 |
broers en zusters (coll. niet gebruiken |
kinder:
keͅnjər (Q027p Doenrade)
|
zuster; bestaat er een woord voor broers en zusters samen (Hd. Geschwister?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
24307 |
brommen, zoemen van een insect |
brommen:
brŏmme (Q027p Doenrade)
|
brommen [SGV (1914)]
III-4-2
|
24948 |
bron |
ader:
ǭr (Q027p Doenrade),
bron:
bròn (Q027p Doenrade),
kwel:
kwel (Q027p Doenrade),
kwelm:
kwɛlm (Q027p Doenrade),
wel:
wèl (Q027p Doenrade),
wél (Q027p Doenrade)
|
bron, natuurlijke opening in de grond waar water uit de grond opwelt [kwel, wel] [N 81 (1980)] || Natuurlijke opening in de grond waar water uit opwelt. [S 5; L 1a-m; L 22, 26; N 5A(I]
I-8, III-4-4
|
20769 |
brood |
brood:
broot (Q027p Doenrade)
|
brood [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
25500 |
broodoven |
oven:
oavǝ (Q027p Doenrade)
|
De diverse vragen vroegen in het algemeen naar "de oven" en niet specifiek naar "de broodoven" afgezien van N 29, 1a. Het merendeel van de antwoorden slaat op de oven aan huis of op de boerderij. Meer specifieke ovens zullen in de bakkerij gebouwd zijn. De königswinteroven is een oven gemaakt van grote blokken steen afkomstig uit königswinter. De vloer bestaat uit twee grote blokken. Deze oven is voorzien van drie kanalen (pijpen) die boven het gewelf zijn aangebracht. Kanalen voeren de rook van achter de oven boven over het gewelf naar voren waardoor de trek van het vuur veel beter regelbaar wordt gemaakt (z. wbd ii afl. 1 blz. 62). [N 29, 1a; N 5, 135; RND, 57; S 27; Wi4; L 12, 8; L 40, 13b; L 40, 14; L A 2, 277; monogr.]
II-1
|