25103 |
benauwd en vochtig weer |
drukkend (weer):
dräkkend waer (L290a Egchel),
mottig (weer):
mattig waer (L290a Egchel),
mottige lucht:
mattige lōoch (L290a Egchel),
motwarm:
matwerm (L290a Egchel)
|
lucht bij vochtig en warm zomerweer [graslucht] [N 22 (1963)] || warm, benauwd en vochtig weer (in de zomer) [bederfelijk, voos, smoel, zoel, zuul, broejerig, luimerig, mottig, moddelwarm, zomig] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25105 |
bestendig weer |
vast (weer):
vas waer (L290a Egchel)
|
bestendig weer [vaste lucht] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
21471 |
betalen |
betalen:
betalen (L290a Egchel)
|
Betalen, over de brug komen [afschieten?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
25106 |
betrekken (lucht) |
betrekken:
’t betrēkt (L290a Egchel)
|
dicht gaan zitten zodat er regen dreigt, gezegd van de lucht [de lucht overtrekt, groeit, belommert] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
33361 |
bewaarplaats van bieten en groenvoer in de stal |
voerhuis:
[voerhuis] (L290a Egchel)
|
De plaats in de stal waar bieten en groenvoeder worden bewaard voor direct gebruik. De grote voorraad bevindt zich buiten de stal. De in de stal bewaarde hoeveelheid is voldoende voor enkele keren voederen. Sommige woordtypen benoemen niet een specifieke opslagplaats voor bieten en groenvoeder, maar duiden in het algemeen de ruimte aan waarin men dit voeder opslaat. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden (voerhuis), (voederij), (voerij) en (voerderij) het lemma "voorstal, voedergang" (2.2.5). [N 5A, 34c]
I-6
|
25231 |
bewolking |
bewolking:
bewolleking (L290a Egchel)
|
bewolking, zwerk, wolkendek [schoft] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
21655 |
bij handslag verkopen |
inslaan:
ps. letterlijk overgenomen.
īnsjlaon (L290a Egchel)
|
handslag, Iets bij ~ verkopen [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33184 |
bijeen poten |
doon bijeen:
doǝn bēi̯ēn (L290a Egchel)
|
De pootaardappelen dichter bijeen zetten dan men gewoonlijk doet. Bij de bijwoordelijke uitdrukkingen in dit lemma moet steeds het werkwoord voor "poten": ɛpoten, plantenɛ of ɛzettenɛ, worden toegevoegd; zie daartoe het lemma Poten. [N M, 18a]
I-5
|
21638 |
biljet van duizend gulden |
duizend gulden:
dōēzjend gölje (L290a Egchel)
|
1000 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21637 |
biljet van honderd gulden |
briefje van honderd:
⁄n breefke van hóngert (L290a Egchel),
honderd gulden:
hóngert gölje (L290a Egchel)
|
100 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|