18352 |
hoge rijgschoen |
bottine:
bottinne (Q086p Eigenbilzen)
|
rijgschoenen, hoge ~ voor dames [petiens, bottines] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18349 |
hoge waterdichte schoen |
stevel:
stievelen (Q086p Eigenbilzen)
|
schoenen, hoge waterdichte ~ met waterkap [snöwschoen, tongschoen] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21866 |
hogen |
hogen:
Note v.d. invuller:
hegen (Q086p Eigenbilzen)
|
de eerder geboden som verhogen op een veiling [hogen, een hoog zetten] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
22024 |
holenduif |
holduif:
holdauf (Q086p Eigenbilzen)
|
holenduif (33 lijkt op een blauwe postduif, maar zonder witte stuit; broedt in holle bomen en de laatste tijd ook in stadstorens en muurgaten; roep [hoe-ò, hoe-ò, hoe, hoe] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24324 |
hommel |
hommel:
hommel (Q086p Eigenbilzen),
ook in ZND 01, a-m
hommel (Q086p Eigenbilzen)
|
Hoe noemt u een soort bij: groot, breed gebouwd en meestal kleurig behaard (bruinrood of geel) (hommel) [N 83 (1981)] || hommel [ZND 27 (1938)]
III-4-2
|
25062 |
homp, brok, klont |
klot:
klot (Q086p Eigenbilzen)
|
kluit [ZND 28 (1938)]
III-4-4
|
19784 |
hond |
hond:
hond (Q086p Eigenbilzen)
|
hond [ZND 21 (1936)]
III-2-1
|
19782 |
hondenhok |
hondsnest:
hoͅntsnes (Q086p Eigenbilzen)
|
hondenhok [ZND 38 (1942)]
III-2-1
|
20614 |
honger hebben |
honger hebben:
honger habbe (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen)
|
honger hebben [schrok hebbe] [N 10 (1961)] || hongerig [greeg] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
21043 |
honing |
honing:
wøneŋ (Q086p Eigenbilzen)
|
Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.]
II-6
|