e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoge rijgschoen bottine: bottinne (Eigenbilzen) rijgschoenen, hoge ~ voor dames [petiens, bottines] [N 24 (1964)] III-1-3
hoge waterdichte schoen stevel: stievelen (Eigenbilzen) schoenen, hoge waterdichte ~ met waterkap [snöwschoen, tongschoen] [N 24 (1964)] III-1-3
hogen hogen: Note v.d. invuller:  hegen (Eigenbilzen) de eerder geboden som verhogen op een veiling [hogen, een hoog zetten] [N 89 (1982)] III-3-1
holenduif holduif: holdauf (Eigenbilzen) holenduif (33 lijkt op een blauwe postduif, maar zonder witte stuit; broedt in holle bomen en de laatste tijd ook in stadstorens en muurgaten; roep [hoe-ò, hoe-ò, hoe, hoe] [N 09 (1961)] III-4-1
hommel hommel: hommel (Eigenbilzen), ook in ZND 01, a-m  hommel (Eigenbilzen) Hoe noemt u een soort bij: groot, breed gebouwd en meestal kleurig behaard (bruinrood of geel) (hommel) [N 83 (1981)] || hommel [ZND 27 (1938)] III-4-2
homp, brok, klont klot: klot (Eigenbilzen) kluit [ZND 28 (1938)] III-4-4
hond hond: hond (Eigenbilzen) hond [ZND 21 (1936)] III-2-1
hondenhok hondsnest: hoͅntsnes (Eigenbilzen) hondenhok [ZND 38 (1942)] III-2-1
honger hebben honger hebben: honger habbe (Eigenbilzen, ... ) honger hebben [schrok hebbe] [N 10 (1961)] || hongerig [greeg] [N 10 (1961)] III-2-3
honing honing: wøneŋ (Eigenbilzen) Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.] II-6