23516 |
huwelijksmis |
trouwmis:
de trouwmés (Q086p Eigenbilzen),
trouwmès (Q086p Eigenbilzen)
|
De huwelijksmis, bruidsmis [broedsmaes]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21216 |
identiteitskaart |
pas:
pas (Q086p Eigenbilzen)
|
de gelegaliseerde kaart waaruit iemands identiteit blijkt [identiteitsbewijs, indentie-bewijs, eenzelvigheidsbewijs] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21793 |
iemand graag mogen |
gaarne hebben:
gjan habben (Q086p Eigenbilzen)
|
iemand graag mogen [bestaan op, lijden, zetten] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19296 |
iemand hinderen |
ophouden:
ophagen (Q086p Eigenbilzen)
|
iemand bij zijn werk storen of ophouden [plagen, steken, hinderen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18941 |
iemand iets verwijten |
verwijten:
verweten (Q086p Eigenbilzen)
|
iemand wijzen op een schuld of tekortkoming, of hem daarmee belasten [voorstoten, voorschieten, verwijten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18865 |
iemand kwaad maken |
treiteren:
treiteren (Q086p Eigenbilzen)
|
iemand kwaad maken [tirtsen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19295 |
iemand luidruchtig berispen |
uitschijten:
(= uitschijten). ps. is door 1 persoon meegedeeld!
ootsjeten (Q086p Eigenbilzen)
|
iemand iets verwijten, kwalijk nemen en dat met luide stem kenbaar maken [de broek opnestelen, kijven, meegeven, belakken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19089 |
iemand uitschelden |
uitmaken:
ootmaokən (Q086p Eigenbilzen),
verwijten:
verwétən (Q086p Eigenbilzen)
|
Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)]
III-1-4
|
19262 |
iemand zijn gang laten gaan |
laten betijen:
loaten betijen (Q086p Eigenbilzen)
|
toestaan een handeling te verrichten [laten begaan, betijen, getijen, gewaren, loslaten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20444 |
iemands overlijden aanzeggen |
laten roepen:
znd 32, 71;
laoten ruppen (Q086p Eigenbilzen),
roepen:
ruppe (Q086p Eigenbilzen),
(= roepen). Note v.d. invuller: werd vroeger gezegd toen iemand (gewoonlijk een oud vrouwtje) in opdracht van de familie van de overledene in het dorp van huis tot huis ging om de mensen uit te nodigen op de begrafenis.
ruppen (Q086p Eigenbilzen),
voor de begrafenis noden:
vér de begréfenis neëen (Q086p Eigenbilzen)
|
buren en kennissen op iemands begrafenis uitnodigen [bidden, in de rouw verzoeken] [N 87 (1981)] || de buren en kennissen op iemands begrafenis uitnodigen [ZND 32 (1939)] || ter begrafenis noden, "ter lijk noden"[tser liech róffe] [N 96D (1989)]
III-2-2
|