e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kegels (mv.) kegelen: kègele (Eigenbilzen), De kégele of kégels.  de kégele (Eigenbilzen), kegels: De kégele of kégels.  de kégels (Eigenbilzen) alle kegels bij elkaar [bos] [N 112 (2006)] || Er zijn negen kegels. [ZND 36 (1941)] III-3-2
kelder keller: kallər (Eigenbilzen), kalər (Eigenbilzen) kelder [RND], [ZND 36 (1941)] III-2-1
kelk kelk: kelk (Eigenbilzen, ... ) De heilige vaten, het liturgisch vaatwerk [kelken, cibories, monstrans]. [N 96A (1989)] || De kelk, de misbeker [kelk, kelch, mèskelk?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kelkdoekje kelkdoekje: kelkdikske (Eigenbilzen, ... ) Het kelkdoekje [kelkduukske, -deukske, kelchduchsje?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kelklepeltje kelklepeltje: kelkljéppelke (Eigenbilzen), lepeltje: ljèpelke (Eigenbilzen) Het kelklepeltje. [N 96B (1989)] III-3-3
kerel kerel: kjal (Eigenbilzen), kèrel (Eigenbilzen) Een sterke kerel [ZND 27 (1938)] || kerel [RND] III-3-1
keren binnenstebuiten zetten: bɛnǝstǝbǭtǝ zɛtǝ (Eigenbilzen), omzetten: emzɛtǝn (Eigenbilzen) Omkeren van de stof van een oud kledingstuk, zodat het er weer fatsoenlijk uitziet. In L 27, 74 is gevraagd naar het keren van een jas. [N 59, 190b; N 62, 21a; L 27, 74; MW] II-7
kerk kerk: de kèrk (Eigenbilzen), hè wòòs te vrig in de kèrk (Eigenbilzen), kèrk (Eigenbilzen, ... ) De kerk, het kerkgebouw [kèrk, krèk, kirk, kirch]. [N 96A (1989)] || te vroeg in de kerk zijn [N 08 (1961)] III-3-3
kerkbank bank: n bank (Eigenbilzen, ... ), kerkbank: ein kèrkbank (Eigenbilzen) Één zon bank. [N 96A (1989)] III-3-3
kerkbanken banken: benk (Eigenbilzen), kerkbanken: de kèrkbenk (Eigenbilzen), kèrkbenk (Eigenbilzen) De banken in de kerk, de kerkbanken meervoud. [N 96A (1989)] III-3-3