17744 |
slaap |
slaap:
sloap (Q086p Eigenbilzen),
slòòp (Q086p Eigenbilzen)
|
slaap [N 10b (1961)] || Slaap: de behoefte aan volkomen rust van de zintuigen en het bewust zijn (slaap, vaak). [N 84 (1981)]
III-1-1, III-1-2
|
24818 |
slaapbol |
slaapkop:
sloapkop (Q086p Eigenbilzen)
|
Papaver somniferum L. [DC 48 (1973)]
III-4-3
|
18596 |
slaapmuts |
slaapmuts:
slōpmets (Q086p Eigenbilzen)
|
slaapmuts [pietermöts [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20303 |
slabbetje, spuugdoekje |
zeverlapje:
zēͅvərleͅpkə (Q086p Eigenbilzen)
|
slabje, morsdoekje voor kinderen [slabbertje, slabberlepke, zeiverlepke, slepke, bavet(sje) [N 25 (1964)]
III-2-2
|
17871 |
slag |
klats:
Plat
klats in t gezicht (Q086p Eigenbilzen),
lap:
lap (Q086p Eigenbilzen),
mot:
mot (Q086p Eigenbilzen),
smeer:
smèèr (Q086p Eigenbilzen),
streep:
strèèp (Q086p Eigenbilzen),
veeg:
vèèg (Q086p Eigenbilzen)
|
hoe heet een slag op de kaak ? Geef aan welke woorden gemeenzaam of plat zijn. [ZND 36 (1941)] || Oorveeg: slag om de oren (raps, oorveeg, opneuker, mot, blamot, appelvlink, sabelets, pees, lap, draai, laps, klap, lek, konkel, fleer, hababbel). [N 84 (1981)] || Slag, klap: een slaande beweging met het doel om te treffen (gleer, smijt, klets, wiks, batter, bats, veeg, ketter, maai). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22301 |
slag aan duiventil |
slag:
Sub doves: De slaog van n doves mut vjès het bèste op t ooste lègge.
slaog (Q086p Eigenbilzen)
|
[De ingang van een duivenhok.]
III-3-2
|
31561 |
slagstempel |
stempel:
stɛmpǝl (Q086p Eigenbilzen)
|
Stalen staafje van ongeveer 10 cm lengte met aan de onderzijde een cijfer of letter. De slagstempel wordt gebruikt om opschriften of cijfers in metalen voorwerpen te slaan. [N 33, 268a-b]
II-11
|
24377 |
slakkenhuis |
slakkenpotje:
slekkepûitɛkə (Q086p Eigenbilzen)
|
slakkenhuis [ZND 06 (1924)]
III-4-2
|
24378 |
slang |
slang:
slang (Q086p Eigenbilzen)
|
Hoe noemt u het dier met een langgerekt, rolrond, door schubben bedekt lichaam zonder ledematen; het beweegt zich voort door zijn lichaam te krommen (slang, serpent) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
17553 |
slank |
mager:
moager (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen),
schraal:
sjroal (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen)
|
Slank, tenger: rank, smal gebouwd (slank, raal, reel, rank, riede). [N 106 (2001)], [N 84 (1981)]
III-1-1
|