e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

Gevonden: 4312
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zool van een schoen halvelap: Een woord schijnt er niet te zijn. [=soorten zolen]  have lap (Eigenbilzen), vers: Een woord schijnt er niet te zijn. [*]  vjas (Eigenbilzen), zool: zoal (Eigenbilzen) De zool van een schoen in het algemeen (welke soorten?) [N 60 (1973)] || zool van een schoen [N 24 (1964)] III-1-3
zoom zoom: zǭm (Eigenbilzen) De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.] II-7
zorgen voor nazien: (= nazien).  nozien (Eigenbilzen) toezien en moeite doen dat iets uitgevoerd of onderhouden wordt [gadeslaan, bezorgzaam zijn, bekommerd zijn] [N 85 (1981)] III-1-4
zuchten zuchten: zèchte (Eigenbilzen) zuchten [snokke] [N 10 (1961)] III-1-4
zuigfles fles: (dé) fles (Eigenbilzen), de fles gève (Eigenbilzen), tutterfles: tutterfles (Eigenbilzen) zuigfles; een fles met speen om zuigelingen met melk te voeden [teuter, lots, tutter, teuterfles] [N 115 (2003)], [N 86 (1981)] III-2-2
zure oprisping maagzuur: maogzoer (Eigenbilzen), zuur: t zoer habbe (Eigenbilzen) Hoe noemt u het zure deel van het maagsap, dat wel eens naar boven komt? [DC 47 (1972)] || oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] III-1-2
zuring, groente surelle: soerel (Eigenbilzen), zurkel: zurkel (Eigenbilzen) Zuring, zurkel als groente gekweekt [Goossens 2b (1963)] I-7
zuster begijn: begijn (Eigenbilzen), en begijn (Eigenbilzen), zuster: zuster (Eigenbilzen) Een lid van een vrouwelijke geestelijke orde, zuster, non [zuster, non, maseur, begijn]. [N 96D (1989)] III-3-3
zusters penitenten grauwe nonnen: de grauw nonnen (Eigenbilzen), grijze nonnen: de grijs nonnen (Eigenbilzen) De Zusters Penitenten [graw begiêne]. [N 96D (1989)] III-3-3
zuur oprispen het zuur hebben: t zoer habbe (Eigenbilzen) oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] III-1-2