18792 |
kluwen |
kluwen:
klouwe (Q198p Eijsden)
|
kluwen [SGV (1914)]
III-1-3
|
21347 |
knecht |
knecht:
⁄ne nouwe knech (Q198p Eijsden),
molenknecht:
[molen]knɛx (Q198p Eijsden)
|
knecht, een nieuwe ~ [SGV (1914)] || Molenaarsknecht. Zijn werkzaamheden bestaan erin de molenaar bij het malen te helpen, het graan bij de boeren op te halen en het meel terug te brengen. De woordtypen molenknecht (l 321a, l 361, l 362, l 368, l 370, l 415, l 416, l 417), vaarmolder (P 58), voerman (l 265, P 119, P 120, Q 112, Q 160), voermansknecht (Q 20), vaarknecht (l 289, l 330), uitvaarder (Q 240), rij(d)knecht (l 289), paardsknecht (Q 99*) en ketser (Q 88) zijn specifiek van toepassing op de knecht die het graan ophaalt en het meel thuisbrengt. In P 195 en Q 78 werd het bezorgen door de ɛmolderɛ zelf gedaan. De woordtypen bovenpakker (l 289), loopknecht (l 289), afweger (l 289), luijong (l 289) en halve gast (P 51) duiden knechten aan die een speciale taak in de molen vervullen. De term halve gast werd gebruikt voor een leerjongen die een halve betaling ontving. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel ømolenŋ- het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 40e; N O, 40f; N O, 40g; Vds 269; Jan 287; Coe 236; Grof 263; Grof 268; monogr.]
II-3, III-3-1
|
33338 |
knecht, algemeen |
knecht:
knax (Q198p Eijsden),
knɛx (Q198p Eijsden)
|
[L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6]
I-6
|
17921 |
knellen |
pitsen:
pitse (Q198p Eijsden)
|
knellen [SGV (1914)]
III-1-2
|
24186 |
kneu |
heivink:
hèj-vink (Q198p Eijsden)
|
Hoe heet de kneu? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
21058 |
kneuzen |
blutsen:
blötse (Q198p Eijsden),
ideosyncr.
blutse (Q198p Eijsden)
|
blutsen [SGV (1914)] || Een appel of peer oppervlakkig beschadigen zoda er een zachte plek ontstaat (blutsen, kneuzen, keuzen). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
17677 |
knie |
knie:
kne.j (Q198p Eijsden),
knee (Q198p Eijsden),
kneej (Q198p Eijsden)
|
knie [DC 01 (1931)], [RND], [SGV (1914)]
III-1-1
|
17678 |
knieholte |
hees:
hiese (Q198p Eijsden)
|
knieholte [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
18874 |
kniezen |
kniezen:
kneeze (Q198p Eijsden)
|
kniezen [SGV (1914)]
III-1-4
|
17920 |
knijpen |
pitsen:
pitse (Q198p Eijsden, ...
Q198p Eijsden)
|
knellen [SGV (1914)] || nijpen [SGV (1914)]
III-1-2
|