e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eijsden

Overzicht

Gevonden: 2926
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heup heup: hōēwp (Eijsden), huup (Eijsden) heup [SGV (1914)] || heup - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] III-1-1
heupwijdte, zitwijdte bassinwijdte: basenwęjtǝ (Eijsden) Maat gemeten om het dikste deel van het zitvlak, met voor heren twee vingers speling tussen de maatband en het lichaam. [N 59, 44d; N 59, 44c; N 62, 2b] II-7
heuvel, kleine hoogte hoogte: de heugde (Eijsden) hoogte [SGV (1914)] III-4-4
hiel hak: hak (Eijsden, ... ), vers: vjīēs (Eijsden), véés (Eijsden) hak (hiel) [DC 01 (1931)] || hak (van de voet) [SGV (1914)] || hiel, hak [SGV (1914)] || voet: hak van de voet [vaesj, veers, hak] [N 07 (1961)] III-1-1
hielstuk van een schoen contrefort (fr.): kongterfaor (Eijsden) hielstuk [konterfort[ [N 24 (1964)] III-1-3
hijgen gijchten: gechte (Eijsden) hijgen (naar adem) [SGV (1914)] III-1-2
hijswerktuig takel: tākǝl (Eijsden) Hijswerktuig waarmee het rund omhoog wordt getakeld, voordat het verder verwerkt wordt. Ouder is het werken met touwen of kettingen over de balk in de schuur. Dit gebeurt met mankracht. Vergelijk het lemma ''ophijsen''. [N 28, 64; N 28, 65; N 28, 67] II-1
hinderen hinderen: heendere (Eijsden) hinderen [SGV (1914)] III-3-1
hinkelen hinkelen: /  Hinkelen (Eijsden) hinkelen [SND (2006)] III-3-2
hinken hinkelen: hienkele (Eijsden), hinken: hinke (Eijsden) hinken, op een been springen [SGV (1914)] || Hinken: op één been voortspringen (hinken, hinkelen, hompen). [N 84 (1981)] III-1-2