18352 |
hoge rijgschoen |
bottine:
bottinnes (Q198p Eijsden),
hoge schoen:
hoegsjoon (Q198p Eijsden)
|
rijgschoenen, hoge ~ voor dames [petiens, bottines] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
29817 |
holle steen |
holle baksteen:
hǫlǝ bakštęjn (Q198p Eijsden)
|
Metselsteen die niet massief is. Holle stenen kunnen diverse vormen en afmetingen vertonen en worden onder meer gebruikt voor gewelven, zolderingen en lichte tussenmuren. Ze worden ook toegepast bij het opmetselen van rookkanalen en luchtkokers. Zie ook afb. 27. Het betreft daar een holle spie- of boogsteen. De woordtypen zwemsteen (L 289) en zwembrik (Q 12) verwijzen naar het feit dat holle stenen licht van gewicht kunnen zijn door het gebruik van poreuze grondstoffen als natuurbims, kunstbims of gegranuleerde hoogovenslakken; als bindmiddel wordt dan hydraulische kalk, cement of een mengsel van beide toegepast. [N 30, 54c]
II-8
|
24324 |
hommel |
hommel:
hommel (Q198p Eijsden)
|
hommel [SGV (1914)]
III-4-2
|
19784 |
hond |
hond:
hōnd (Q198p Eijsden)
|
hond [SGV (1914)]
III-2-1
|
34209 |
hondsdolheid |
razetig zijn:
rǭzǝtex zīn (Q198p Eijsden)
|
Een bij honden, wolven, vossen en andere dieren voorkomende infectieziekte die door een beet kan worden overgebracht, ook op koeien. Zie ook het lemma ''hondsdolheid'' in wbd I.3, blz. 486. [N 52, 12b; A 48A, 25]
I-11
|
21043 |
honing |
honing:
hojneŋ (Q198p Eijsden)
|
Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.]
II-6
|
17570 |
hoofd |
hoofd:
huijer (Q198p Eijsden),
huit (Q198p Eijsden, ...
Q198p Eijsden),
kop:
kop (Q198p Eijsden)
|
hoofd [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] || hoofden [SGV (1914)]
III-1-1
|
18187 |
hoofddoek |
hoofdplaggetje:
hui=hoofd
hui-plekske (Q198p Eijsden),
plag:
plak (Q198p Eijsden)
|
hoofddoek [SGV (1914)] || hoofddoek dichtgeknoopt onder de kin [plak, pleksek, kopdeuksek, zielewermer] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20767 |
hoofdkaas |
hoofdvlees:
huidfleis (Q198p Eijsden)
|
zult (hoofdkaas) [SGV (1914)]
III-2-3
|
23305 |
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen |
kap:
kap (Q198p Eijsden)
|
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen [N 25 (1964)]
III-3-3
|