e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eind

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vaatdoek schoteldoek: sxuətəldōk (Eind), schotelplag: sxuətəlplak (Eind), schotelslet: sxuətəlslɛt (Eind), slet: slɛt (Eind) vaatdoek III-2-1
vademen invamen: envīǝmǝ (Eind), vamen: vīǝmǝ (Eind) Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.] II-7
vader oude: aoje (Eind), pap: pap (Eind), vader: vaâder (Eind) vader || vader (ongunstig) || vader, papa III-2-2
vals vals: vâls (Eind) gemeen III-1-4
van de leg afraken van de leg afgaan: vanǝ lęq āfgǭn (Eind) [N 19, 50b; N 19, Q 111 add.; monogr.] I-12
van veren wisselen in de ruizel zijn: enǝ rȳzǝl zēn (Eind), ruizelen: rȳzǝlǝ (Eind) [N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.] I-12
vangbalk vangbalk: vaŋbalǝk (Eind) De zware balk die de vang aantrekt. De vangbalk is met één uiteinde aan de vangezel bevestigd, terwijl het andere einde los hangt en op en neer kan bewegen. In de buurt van het vaste einde is de balk door middel van het lange sabelijzer met het sabelstuk van de vang verbonden. Zie ook afb. 51.4 en 53. [N O, 12l; A 42A, 80; monogr.] II-3
varen (alg.) kant: kânt (Eind), vaan: mv.  vaane (Eind) varens III-4-3
varken varken: vęrǝkǝ (Eind), vɛrkǝ (Eind) Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s] I-12
varken (bijzondere namen) kuus: kus (Eind), kys (Eind) In de Nijmeegse vragenlijst 19 vraag 2 werd gevraagd: "Kent uw dialect bijzondere namen voor varken?" In het lemma ''varken'' (1.1.1) zijn de algemene benamingen voor het varken ondergebracht; in dit lemma de bijzondere. Er is overlapping in de naamgeving. [N 19, 2; monogr.; Vld] I-12