34625 |
met de kar achteruit rijden |
terugduwen:
trøx˱dyi̯ǝ (Q007p Eisden)
|
Voor de voermansroep om het paard achteruit te doen gaan, zie wld I.10 onder het lemma achteruit. [N 17, 95 + 99]
I-13
|
17868 |
met de linkerhand |
met de linkerhand:
mait te laingkər ant (Q007p Eisden)
|
met de linkerhand [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
28830 |
met de vleug mee |
recht:
ręx (Q007p Eisden),
schuins:
šø̜jns (Q007p Eisden)
|
Met de richting mee van vezels en draden van een weefsel. [N 59, 40a]
II-7
|
33999 |
met de zweep slaan of geluid geven |
klatsen:
klatsǝ (Q007p Eisden)
|
Het slaan met de zweep brengt een knallend geluid voort. Terwijl in de enquête van J. Goossens het werkwoord zwepen in de jaren vijftig enkel voor Achel (L 282) en Hamont (L 286) werd opgetekend, vermeldt de enquête van P. Willems (1885)het nog voor een groot aantal gemeenten uit de beide Limburgen. Zie in dit verband ook ros voor "paard" (WLD I, afl. 9, p. 5). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 141a; Wi 42; monogr.]
I-10
|
22641 |
met een drijftol spelen |
dopje schieten:
/
dupke scheete (Q007p Eisden),
doppen:
doppen (Q007p Eisden)
|
/ [SND (2006)] || Hoe noemt men het spelen met dit speelgoed? [Lk 03 (1953)]
III-3-2
|
22760 |
met een priktol spelen |
doppen:
doppen (Q007p Eisden)
|
Hoe noemt men het spelen met dit speelgoed? [Lk 03 (1953)]
III-3-2
|
34140 |
met opgeheven staart rondlopen |
biezen:
bezǝ (Q007p Eisden)
|
[N 3A, 9a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
34003 |
met paard en kar rijden |
varen:
vā.rǝ (Q007p Eisden)
|
[JG 1b, 2c; N 8, 100; Wi 33; monogr.]
I-10
|
34004 |
met paard en koets rijden, paardrijden |
rijden:
rī.ǝ (Q007p Eisden)
|
Het paard besturen als het voor de koets gespannen is, of als het als rijdier gebruikt wordt. Deze twee begrippen worden terminologisch niet onderscheiden. [JG 1a, 1b; Wi 29; monogr.]
I-10
|
34011 |
met staande kar varen |
met gaande en staande kar varen:
męt ˲gǭnjǝ ɛn stǭnjǝ kar vā.rǝ (Q007p Eisden)
|
Met één paard en twee of drie karren rijden. Als men met twee karren rijdt, haalt het paard met de ene kar een lading bij, terwijl de tweede kar ontladen wordt. Als men met drie karren rijdt, is men, terwijl het paard met een eerste kar onderweg is, op de ene plaats een tweede kar aan het laden en op de andere een derde aan het ontladen. [JG 1a, 1b]
I-10
|