22310 |
proppenschieter |
knaptoet:
knaptout (Q007p Eisden)
|
Klakkebus; cilindervormig kinderspeeltuig van vlierhout. [ZND 15 (1930)]
III-3-2
|
19676 |
provisiekast, etenskast |
broodkast:
brūtkas (Q007p Eisden, ...
Q007p Eisden),
kast:
kas (Q007p Eisden),
keukenkast:
kø̄kəkast (Q007p Eisden)
|
een schaprade, schapraai (etenskast) [ZND 06 (1924)] || spinde [ZND 07 (1924)] || voorraad- of provisiekast [N 05A (1964)]
III-2-1
|
20911 |
pruim |
pruim:
proem (Q007p Eisden)
|
[ZND 34 (1940)]
I-7
|
28207 |
pruimtabak |
sjiektoebak:
šektubak (Q007p Eisden
[(Eisden)]
[Zwartberg, Waterschei])
|
Tabak die geschikt is om gepruimd te worden. De mijnwerker gebruikte pruimtabak ondergronds ter vervanging van de sigaret. Volgens Dieteren 1984 (pag. 60) stopten de mijnwerkers in het begin van de Limburgse mijnbouw pruimtabak achter hun kiezen als bescherming tegen het gevaarlijke stof. [N 95, 965]
II-5
|
18926 |
prutsen |
fitselen:
fitsjələ (Q007p Eisden),
frutselen:
ergens aan frutselen, met het gevolg dat het kapot gemaakt wordt (Q007p Eisden),
knutselwerk doen:
knutselwerk doen (Q007p Eisden),
prutselen:
prutselen (Q007p Eisden),
prutsen:
preutse (Q007p Eisden)
|
Frutselen (met kleinigheden bezig zijn). [ZND 35 (1941)] || prutsen: betekenis [ZND 40 (1942)] || prutsen: uitspraak [ZND 40 (1942)]
III-1-4
|
18930 |
prutswerk |
geknoei:
waat è gəknoèi (Q007p Eisden),
waat égəknojəl (Q007p Eisden)
|
Wat een geknoei (slecht en slordig werk). [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
30687 |
puimsteen |
puimsteen:
pumstęjn (Q007p Eisden),
pø̜jmstęjn (Q007p Eisden)
|
Lichte poreuze gestolde lava met een sponsachtig uiterlijk voor het polijsten van houtwerk en het inschuren van natte grondverf. De 'Gotlandsteen' (Q 162) is een zeer fijnkorrelige zandsteen uit Gotland in Zweden, harder dan puimsteen, die voor fijn schuurwerk wordt gebruikt. [S 29; L 40, 80; N 67, 60c; Renders 1; monogr.]
II-9
|
18693 |
pullover |
trui:
trøy (Q007p Eisden)
|
pullover truivest met mouwen zonder knopen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
27555 |
pungel |
pungel:
pøŋǝl (Q007p Eisden
[(Eisden)]
[Eisden, Zwartberg])
|
De tas of samengeknoopte handdoek waarin de mijnwerker zijn spullen naar de mijn meeneemt. Volgens een informant van Q 121 vormen een broek, jasje, hemd, sokken, halsdoek en stukje klokzeep, samengebonden in een blauw geruite handdoek, de pungel. De "sneebors" uit K 361 is een speciale broodzak, een tas die alleen voor boterhammen wordt gebruikt. [N 95, 69; monogr.; Vwo 124; Vwo 579]
II-5
|
32879 |
punt van het blad van de zeis |
tip:
tøp (Q007p Eisden)
|
De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|