28122 |
steenval |
éboulement:
éboulement (Q007p Eisden
[(Eisden)]
[Eisden])
|
Af- of instorting van stenen. Bij de voorbereiding, bij het maken van vloergaten voor de galerijstijlen, bij het maken van een steengang, bij het nabreken van het dak, steeds moest men beducht zijn voor steenval. Door het bekloppen van het dak en de wanden van een gang kon men constateren waar de zwakke plekken zaten. Dan kon men maatregelen nemen. [N 95, 887]
II-5
|
27992 |
steile pijler |
scherpe taille:
šɛrpǝ taj (Q007p Eisden
[(Eisden)]
[Domaniale])
|
Pijler met een hellingspercentage tussen 35 en 90 graden. [N 95, 286; monogr.]
II-5
|
21421 |
stelen |
stelen:
stele (Q007p Eisden),
stelə (Q007p Eisden)
|
stelen [ZND 25 (1937)]
III-3-1
|
21422 |
stelen, scheefslaan |
pakken:
gepakt (Q007p Eisden),
pikken:
hé hêet et gepikt (Q007p Eisden),
scheefslaan:
schièf geslagen (Q007p Eisden),
weghalen:
weggehaald (Q007p Eisden)
|
Hij heeft het in t geheim weggenomen (gemeenzame uitdrukkingen als "scheefslaan, pikken"enz). [ZND 01u (1924)]
III-3-1
|
21487 |
stempelen |
doppen:
Karte 422.
doppen (Q007p Eisden)
|
stempeln (Arbeitslosenunterstützung beziehen)
III-3-1
|
32971 |
stengel, steel |
stam:
štam (Q007p Eisden)
|
Stengel, als deel van een plant. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
20323 |
sterven |
hemelen gaan:
hiemele goon (Q007p Eisden),
sterven:
sterve (Q007p Eisden)
|
sterven, doodgaan, hemelen gaan [sjterreve, hiemmelejoaë] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
25195 |
sterx |
ster:
star (Q007p Eisden)
|
ster [ZND 07 (1924)]
III-4-4
|
19308 |
stiekem |
achter mik:
achter mik (Q007p Eisden),
achterrug:
ook materiaal znd 1u, 65
achter ruk (Q007p Eisden)
|
geniepig [ZND 01 (1922)] || Heimelijk, geniepig, enz. [ZND 01u (1924)]
III-1-4
|
34050 |
stier |
duur:
dø̄r (Q007p Eisden),
dø̜̄r (Q007p Eisden)
|
Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15]
I-11
|