e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eksel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huichelen doen uitschijnen: du⁄n oetschijnen (Eksel) voorgeven iets te zijn of te doen [veinzen, bouzjezjeren] [N 85 (1981)] III-1-4
huid vel: ve:l (Eksel), vēͅl (Eksel) een vel [ZND A1 (1940sq)] || huid, vel [N 10b (1961)] III-1-1
huidschilfers botermelkplekken: bottermellik plekken (Eksel), pelletjes: pellekes (Eksel) schilfers op de huid [blusters] [N 10 (1961)] III-1-2
huiduitslag brobbels: brobbels (Eksel), brobbeltjes: bröbbelkes (Eksel, ... ), eczema: ekzeema (Eksel), puisten: poesten (Eksel), rode plekken: rooi plek (Eksel), uitslag: oetslaâg (Eksel) Huiduitslag: plaatselijke verandering van de huid in de vorm van vlekken, pukkeltjes, etc. (dutsel, rool). [N 84 (1981)] || Huiduitslag: plaatselijke verandering van de huid in de vorm van vlekken, pukkeltjes, etc. (uitslag, pukkels, broebels). [N 107 (2001)] III-1-2
huif van de huifkar hoes: hōǝs (Eksel) Kap van de huifkar. Deze kap wordt over hoepels getrokken, die vooraf op een hooikar gezet worden. [N 17, 10b; S 15; Wi 17; L 27, 32; L 1a-m; monogr] I-13
huig lelletje: lelleke (Eksel, ... ), PLAATS: De informant geeft als gehucht Kiefhoek op.  lelleke (Eksel) Huig: het kegelvormig uitsteeksel van het weke gehemelte aan de ingang van de keel; het lelletje in de keel (huig, huik, lel(ke), ziel). [N 106 (2001)] || Huig: het kegelvormig uitsteeksel van het weke gehemelte aan de ingang van de keel; het lelletje in de keel (huig, huik, ziel). [N 84 (1981)] III-1-1
huilen beuken: beuken (Eksel), janken: janken (Eksel), jaŋkən (Eksel) het huilen, het wenen [grijs] [N 85 (1981)] || wenen [ZND B1 (1940sq)] || zijn verdriet of pijn kenbaar maken door tranen te storten [huilen, beuken, simmen, schrauwen, grijnzen, gringzen] [N 85 (1981)] III-1-4
huis, woning huis: hūs (Eksel) huis [ZND 34 (1940)] III-2-1
huisjesslak slak: slɛk (Eksel) huisjesslak [ZND B2 (1940sq)] III-4-2
huismus, mus huismus: hōēsmus (Eksel), huispees: hoespees (Eksel), mus: møs (Eksel), jongenstaal: huspen, huspizerik  møs (Eksel), sjierp: sjierrep (Eksel), zjiers: zjiers (Eksel, ... ) huismus || huismus (14,5 overal bij de mensen door ieder gekend; wijfje geheel bruin [N 09 (1961)] || mus [ZND 01 (1922)], [ZND 14 (1930)] III-4-1