e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eksel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slimmerik bijdehante, een -: bijdehandte (Eksel), slimmerik: slummerik (Eksel) een vindingrijk persoon [fijnaard, finard] [N 85 (1981)] || vindingrijk in het bedenken van hulpmiddelen, in het raden etc.; [slim, ont, vossebillen gegeten hebbend] [N 85 (1981)] III-1-4
slinken, minder worden krimpen: krumpen (Eksel), slinken: slinken (Eksel) minder worden [lamen, lammen, verstillen afreezen] [N 91 (1982)] || minder worden in massa en omvang [slonken, slinken, zakken, slappen] [N 91 (1982)] III-4-4
slinkse streken filous: fejoes (Eksel) oneerlijk, achterbakse slinkse streken [linken, slenters, slingers, slenders, list, draaiers] [N 85 (1981)] III-1-4
slip slip: himsslup (Eksel), slip (Eksel), slup (Eksel, ... ), vaan: voaën (Eksel) afhangend eind van een kledingstuk [slip, klamp] [N 86 (1981)] || Afhangend einde van een kledingstuk [slip, klamp] [N 114 (2002)] || hemdslip, pand van een hemd [slup, slipruiter, geer, vaan, lesj, hemsjlup] [N 25 (1964)] III-1-3
slipjas pitteleer (<fr.): piettelèèr (Eksel), pietteléér (Eksel) jacquetjas, zwarte jas met lange achterpanden [pitteleer, pieteloer, slipjas, frak, batsesleeger, billentikker, klaovert, steekert] [N 23 (1964)] III-1-3
slipjas: spotnamen kontenklatser: konteklatser (Eksel, ... ) jacquetjas, zwarte jas met lange achterpanden [pitteleer, pieteloer, slipjas, frak, batsesleeger, billentikker, klaovert, steekert] [N 23 (1964)] III-1-3
slobkous galocheschoen (<fr.): galossun (Eksel) voetbekleedsel zonder zool, dat over de schoenen (en enkels) wordt gedragen [slopkous, soepjee] [N 24 (1964)] III-1-3
sloffen klossen: klossen (Eksel), schroevelen: schroefelen (Eksel), sloffen: sloffen (Eksel, ... ), slòffen (Eksel), stroffen: stroffen (Eksel), stròffen (Eksel) sloffen: Zodanig lopen dat de zool over de grond schuift (sloffen, slerven, klossen). [N 84 (1981)] || Zodanig lopen dat de zool over de grond schuift (sloffen, klossen, sjroevelen, sjroeffelen) [N 108 (2001)] III-1-2
slok klats: klats (Eksel) teug; Hoe noemt U: De hoeveelheid drank of vloeistof die men in een keer in de mond neemt en doorslikt (teug, slok, zjats) [N 80 (1980)] III-2-3
slokdarm krop: krop (Eksel), slikdarm: slikdèrrem (Eksel), slokdarm: slokdèèrém (Eksel) slokdarm [krop, gorgel] [N 10 (1961)] III-1-1