25125 |
waaienx |
waaien:
wéén (L353p Eksel)
|
waaien [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18860 |
waarderen |
tellen:
tellen (L353p Eksel)
|
op de juiste of op hoge waarde schatten, op prijs stellen [waarderen, tellen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21457 |
waarschuwen |
kweken:
kwieken (L353p Eksel),
waarschuwen:
waarschouwen (L353p Eksel)
|
het attent maken op gevaar of nadeel dat men door een bepaalde oorzaak zou kunnen ondervinden [vermaan, waarschuwing] [N 85 (1981)] || het geluid dat vogels maken wanneer men te dicht bij hun nest komt (kijven) [N 83 (1981)]
III-3-1, III-4-1
|
21589 |
wacht |
wacht:
wacht (L353p Eksel)
|
de taak om de kazerne te bewaken [vigilantie, wacht, faction] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20440 |
wachthouden bij een dode |
waken:
waaken (L353p Eksel),
waken (L353p Eksel, ...
L353p Eksel)
|
wachthouden bij een dode [waken] [N 115 (2003)], [N 87 (1981)]
III-2-2
|
17952 |
waden |
baden:
boaje (L353p Eksel),
booiën (L353p Eksel, ...
L353p Eksel)
|
lopen: met blote voeten door plassen lopen [polse, dokkele, baden] [N 10 (1961)] || waden: door het water baden [waoje, baoje, baaje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20740 |
wafel |
wafel:
waofel (L353p Eksel),
woffel (L353p Eksel)
|
Wafel [N 16 (1962)] || wafel [ZND 08 (1925)]
III-2-3
|
34562 |
wagen |
wagen:
wā.gǝ (L353p Eksel)
|
Algemene benaming voor een voertuig op vier wielen met een dissel, waarmee men over het algemeen grote lasten vervoerde. Soms werd de wagen ook voor personenvervoer gebruikt. Meestal werden er twee of vier paarden voor gespannen. In de jaren na de tweede wereldoorlog werden de houten wielen geleidelijk aan vervangen door exemplaren met luchtbanden. Wagens komen over het algemeen minder vaak voor dan karren. In Haspengouw neemt de frequentie van de wagen als landbouwvoertuig af van zuid naar noord. Dit heeft te maken met het feit dat in de streek waar de landbouwgrond zwaarder is, de wagen meer in gebruik is. In de Kempen en de Maasvallei komt de wagen niet voor als landbouwvoertuig, maar kent men ze wel als bijvoorbeeld voertuig van de brouwer. In de streken waar de wagens pas in het midden van deze eeuw opgang maakten, kende men ze slechts met luchtbanden. [N 17, 4; N G, 51; JG 1a; JG 1b; JG 1d; Wi 4; L 27, 65; monogr.]
I-13
|
17943 |
waggelen |
kwakkelachtig lopen:
kwakkelechtig loppen (L353p Eksel),
mankementig lopen:
makkementig loppen (L353p Eksel),
schuren:
suure (L353p Eksel),
strompelen:
strompelen (L353p Eksel),
waggelen:
waggele (L353p Eksel),
zwijmelen:
zwiemele (L353p Eksel)
|
lopen: onvast, wankelend lopen [stroemele, striemele, strampele] [N 10 (1961)] || slingerend lopen [N 38 (1971)]
III-1-2
|
21162 |
wagon |
wagon (<eng.):
wagon (L353p Eksel)
|
een spoorwagen [wagon, cabine] [N 90 (1982)]
III-3-1
|