18867 |
woede |
razend:
roazend (L353p Eksel)
|
hevige boosheid [gift, gif, koleire, woede, horzel, frut] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21873 |
woeker |
woekerij:
woekerij (L353p Eksel)
|
onwettige winst die verkregen is door misbruik te maken van de nood van iemand anders bijv. door te veel rente te vragen [woeker, woekerij, usure] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
17890 |
woelen |
schravelen:
schraavelen (L353p Eksel),
schravelen (L353p Eksel),
schurgen:
met een kast bv. op en neer schuiven
schörgen (L353p Eksel),
streven:
streven (L353p Eksel),
weisteren:
waesteren (L353p Eksel),
{w.st\\r\\n}
westeren (L353p Eksel),
woelen:
woellen (L353p Eksel)
|
Woelen: onrustig heen en weer bewegen (woelen, sjravelen, sjörge) [N 108 (2001)] || Woelen: onrustig heen en weer bewegen (woelen, spollen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24907 |
woensdagx |
goensdag:
goenzig (L353p Eksel, ...
L353p Eksel)
|
dag; woensdag [N 07 (1961)] || de vierde dag van de week, woensdag [goensdag] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17940 |
woest, onachtzaam lopen |
bijzen:
bizzen (L353p Eksel)
|
lopen: woest, onachtzaam lopen [ragge, bollieje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
28816 |
wol |
wol:
wǫl (L353p Eksel)
|
Dierlijke spinvezel, afkomstig van de huidbedekking van vooral schapen (wol), koeien, geiten, kamelen enz. (haar) (Bonthond, s.v. ø̄wol of haarø̄). Hoewel de naam wol wordt gebruikt voor het haar van verschillende diersoorten, wordt, wanneer men van wol spreekt, meestal de wol van het schaap bedoeld. De waarde hiervan is afhankelijk van verschillende factoren: de fijnheid, de krul, de zacht- en soepelheid, de elasticiteit, de soliditeit, het warmtegevend vermogen enz. (Morand, pag. 58 en 59). [N 62, 75a; N 59, 201; L A1, 226; MW; monogr.]
II-7
|
33943 |
wolfsgebit, gebroken gebit |
krom gebit:
krǫmp ˲gǝbē.t (L353p Eksel),
trens:
trɛ.ns (L353p Eksel)
|
Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43]
I-10
|
25211 |
wolk alg. |
wolk:
woͅlk (L353p Eksel, ...
L353p Eksel)
|
wolk [ZND A1 (1940sq)], [ZND B2 (1940sq)]
III-4-4
|
23918 |
wonderen doen |
mirakels doen:
mirakele doen (L353p Eksel)
|
Wonderen doen/verrichten. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19835 |
wonen |
nestelen:
genésteld (L353p Eksel),
wonen:
woͅi̯nən (L353p Eksel),
wūnən (L353p Eksel)
|
een nestje hebben, gezegd van vogels (nesten, wonen, houden) [N 83 (1981)] || wonen [ZND 08 (1925)], [ZND A1 (1940sq)]
III-2-1, III-4-1
|