e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eksel

Overzicht

Gevonden: 4790
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwager schoonbroer: schoebruur (Eksel, ... ) schoonbroeder [ZND 06 (1924)] || schoonbroer/-broeder [ZND 11 (1925)] III-2-2
zwak en mager persoon juist een geraamte: zjüst e gerömte (Eksel), puur schenk: puur schînk (Eksel), vel over schenk: vêl eûver schînk (Eksel), zwakke tere mens: ne zwaake tieëre mins (Eksel) Mager worden: in omvang en gewicht afnemen (afslekkeren, afslanken, krimpen, slinken, vermageren). [N 106 (2001)] || zwak, tenger iemand [N 37 (1971)] III-1-1
zwak, ongezond min: {me.n}  meen (Eksel) Zwak: niet sterk, met weinig weerstand (fijn, krank, week, zwak). [N 84 (1981)] III-1-2
zwak, slap min: [me.n]  meen (Eksel), zwak: Niet sterk.  zwaak (Eksel) Zwak (uitspraak en bet). [ZND 08 (1925)] || Zwak, slap: gering van lichaamsvermogen, niet sterk (zwak, min, slap). [N 84 (1981)] III-1-1
zwaluwstaart zwaluwenstaart: zwaluwestert (Eksel) de staart van zwaluwachtige vogels [N 83 (1981)] III-4-1
zwarte bes moerberen: verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4  moerbeer (Eksel) zwarte aalbes [ZND 01 (1922)] I-7
zwarte bladluis delf: Veldeke dilve (waarschijnlijk meervoud)  dilf (Eksel) bladluis (zoals bijv. de zwarte tuinbonenluis) [himmelzoad, meelow, melde, smeelje] [N 26 (1964)] III-4-2
zwarte gebreide dameskous gebreide kous: gebreën kosen (Eksel), gestrokken kous: gestrokke kosen (Eksel) dameskousen, zwarte gebreide ~ [N 24 (1964)] III-1-3
zwarte kraai, kraai boskraai: boskrèè (Eksel), zwarte kraai: zwarte krèe (Eksel) kraai, zwarte en bonte ~ (47 als roek [076] zonder kale plek; veren niet zo slordig en met groenige glans; broedt eenzaam in bos; roep [korrr] [N 09 (1961)] || kraai, zwarte — III-4-1
zwarte nachtschade nachtschaal: naxtsxǭǝl (Eksel), nachtschade: Spelling: "fonetiek-dialect"= Frings  naxtsxoͅ.j (nachtschoi) (Eksel) Solanum nigrum L. subsp. nigrum. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in moestuinen en open bermen met witte stervormige bloempjes en giftige zaden in de vorm van zwarte (rijpe) of groene tot gele (onrijpe) bessen of bolletjes. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 5 tot 60 cm. Het type wiemelen is een variant van ɛwiemerenɛ, uit ɛwijn-berenɛ, "aalbessen". Bij tinkruid wordt opgemerkt: "men schuurt er tin mee". [JG 1a, 1b, 2c; A 43, 10; A 60A, 69; monogr.] || Zwarte nachtschade (solanum nigrum). Een 10 tot 40 cm grote, kruidachtige plant, niet windend; de stengels zijn iets behaard of kaal; de bladeren zijn iets eivormig, gaafrandig of iets bochtig getand; de bloemen groeien in schermvormige trossen, wit van k [N 92 (1982)] I-5, III-4-3