33582 |
ringen, randen verwijderen van peulvruchten |
ringen:
rengen (L419p Elen),
reͅŋən (L419p Elen)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 01 (1922)]
I-7
|
26494 |
ringhout |
randhout:
raŋkǭwt (L419p Elen)
|
Het ronde hout waarop de steenkuip staat. Zie ook afb. 81. Het woorddeel ømeelŋ- is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmeelɛ.' [N O, 19b; Sche 49; Vds 145; Jan 152; Coe 133; Grof 154; A 42A, 36 add.; N D, 33 add.]
II-3
|
33478 |
rode aalbes |
miemerten:
miemerte (L419p Elen),
rode wiemerten:
verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4
rōēi wiijmmert (L419p Elen),
wiemerten:
verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4
weimert (L419p Elen)
|
rode aalbes [ZND 01 (1922)]
I-7
|
20655 |
rode kool |
rood moes:
roed moos (L419p Elen),
rūət mōs (L419p Elen)
|
Rode kool (als plant of gewas) [Goossens 1b (1960)], [Lk 05 (1953)]
I-7
|
21733 |
roede |
roede:
rōj (L419p Elen)
|
Elk van de twee zware houten of ijzeren balken die kruislings door de askop gaan. De roeden vormen het lichaam van de vier molenwieken, waarop de hekwerken zijn bevestigd. Zij zitten vastgespied in de kop van de molenas. Een houten roede bestaat uit drie delen: het middenstuk, dat door de askop steekt (de borst) en daarop bevestigd de twee eigenlijke roeden of einden. Zie ook afb. 36 en 37. [N O, 1a; N O, 6b; Sche 30; monogr.; Vld]
II-3
|
21362 |
roepen |
roepen:
rōpə (L419p Elen)
|
roepen [ZND m]
III-3-1
|
24236 |
roerdomp |
rosdomp:
rosdoemp (L419p Elen)
|
roerdomp
III-4-1
|
32976 |
rogge |
koren:
[koren] (L419p Elen)
|
Secale cereale L. Tot in de jaren vijftig het meest geteelde graangewas in Limburg, met uitzondering van Haspengouw, waar tarwe de meest verbouwde graansoort was. Men zaait ongeveer 170 kg rogge per hectare. Het koren-gebied in dit lemma wijkt aanzienlijk af van dat in het lemma ''graan, koren'' (1.2.1); vergelijk de kaarten die bij de lemma''s getekend zijn. Zie voor de benaming koren en voor de fonetische documentatie van het woord [koren] in het gebied waar ''koren'' zowel de algemene benaming alsook de benaming van de rogge is, het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, a. [JG 1a, 1b; L 34, 55b; L lijst graangewassen, 6; S 30; Wi 52; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|