e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L320a plaats=Ell

Overzicht

Gevonden: 5012
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duin heuvel: heuvel (Ell) duin, heuvel van zand [zandklip, zandbult, blink] [N 81 (1980)] III-4-4
duivel duivel: ter duvel (Ell) De duivel [duvel, duuvel, deivel]. [N 96D (1989)] III-3-3
duivenhok duivenspijker: duvǝspikǝr (Ell), spijker: spikǝr (Ell) Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker] I-6
duivin, vrouwelijke duif zij: ziej (Ell) een vrouwelijke duif (duivinne, wijfje) [N 83 (1981)] III-4-1
duizelig duizelig: duuzelig zeen (Ell), duzelig (Ell) duizelig [locht, deuzig, duizig, dol, zat] [N 10a (1961)] || duizeligheid [DC 60 (1985)] III-1-2
duizeling, duizeligheid duizeligheid: duuzeligheid (Ell), duzeligheid (Ell) Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, zwindel). [N 84 (1981)] || Wilt u het volgende zinnetje aanvullen: hij kreeg zon harde klap, hij viel ... neer. (buiten bewustzijn) [DC 60 (1985)] III-1-2
duizendpoot duizendpoot: eigen spellingsysteem  doezendjpoeët (Ell) duizendpoot [duuzendbeender, -been] [N 26 (1964)] III-4-2
dulden verdragen: verdrage (zich) (Ell) iemand dulden in zijn nabijheid, het kunnen uithouden [luchten, uithouden, uitstaan] [N 85 (1981)] III-3-1
dun sneetje brood schijfje: sjiefke (Ell) Welke woorden kent Uw dialect voor: een dun schijfje of sneetje brood of vlees? (vlitske, fliesterke, fluusterke?) [N 16 (1962)] III-2-3
dunne melk dunne melk: døn mɛlk (Ell), melk van een blauwe koe: mɛlk van ǝ blau̯w kuu̯ (Ell) Dunne melk met een laag vetgehalte. [N 3A, 74] I-11