32416 |
uitspannen |
uitspannen:
ū.tspanǝ (L363p Ellikom)
|
Het paard losmaken van de kar of het werktuig waarin of waaraan het gespannen is. Bij het uitspannen uit een kar met berries worden de draagriem, de brede buikriem en de strengen losgemaakt. Vervolgens wordt het paard naar de stal geleid. [JG 1b, 2c; N 8, 98b; monogr.]
I-10
|
21133 |
uitwijken |
afzetten:
āf˲zętǝ (L363p Ellikom)
|
Als de weg smal is en er komt van de tegenovergestelde zijde een kar af, dan zullen beide voertuigen moeten uitwijken. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-10
|
34061 |
vaars |
vaars:
vɛ̄rs (L363p Ellikom)
|
Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20]
I-11
|
19492 |
vaatdoek |
schotelplag:
sjutelplagk (L363p Ellikom),
schotelvod:
sjutelvod (L363p Ellikom)
|
vaatdoek
III-2-1
|
33795 |
vagina, geslachtsorgaan van de merrie |
vazel:
vā.zǝl (L363p Ellikom)
|
Het uitwendig zichtbare geslachtsdeel. [JG 1a, 1b; N 8, 35, 39b en 40]
I-9
|
19489 |
valgordijn, rolgordijn |
store (fr.):
Dat kan op-of open worden getrokken
stoar (L363p Ellikom)
|
zonnegordijn
III-2-1
|
17822 |
vallen |
vallen:
valən (L363p Ellikom),
[~an]
vallen (L363p Ellikom)
|
vallen [ZND m]
III-1-2
|
34489 |
van veren wisselen |
ruien:
ruien (L363p Ellikom),
ruizelen:
ri.zǝlǝ (L363p Ellikom)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|
18808 |
vanzelfsprekend |
natuurlijk:
de’s nateerlik (L363p Ellikom)
|
Dat is natuurlijk. [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|
21254 |
varen |
varen:
vārən (L363p Ellikom, ...
L363p Ellikom)
|
varen [ZND m]
III-3-1
|