e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q284p plaats=Eupen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rijden rijden: rië (Eupen) rijden [ZND 25 (1937)] III-3-1
rijgen trochelen: troxǝlǝ (Eupen) Het voorlopig verbinden van een of twee delen aan elkaar met de rijgsteek, op tafel of op de hand. [N 59, 52b; N 59, 51a; N 59, 51b; N 62, 6; N 62, 7; L 1a-m; L 1u, 41; L B1, 75; Gi 1.IV, 19; MW; S 7; monogr.] II-7
rijk rijk: rīk (Eupen) rijk (zijn) [ZND m] III-3-1
rijkdom rijkdom: rigdo:m (Eupen) rijkdom [RND] III-3-1
rijksveldwachter champet (<fr.): šampét (Eupen), veldschut: veͅiltšø͂ͅt (Eupen) Feldschütz, veldwachter [ZND m] III-3-1
rijp vormen, rijpen rijpen: t hat geriept (Eupen) rijp, rijm [DC 48 (1973)] III-4-4
rijp, rijmx rijm: rīm (Eupen), rijp: rīp (Eupen) rijm (rijp, ijzel) [ZND 06 (1924)] || rijm, rijp, bevroren dauw of mist III-4-4
rijshout, bonenstaak bonengard: bunegärd (Eupen), rijs: rīs (Eupen, ... ) Erwtenrijzers, twijgen waartegen bepaalde erwten groeien [ZND 06 (1924)], [ZND m] I-7
rijst rijst: rīs (Eupen) rijst III-2-3
rijstebrij rijstbrij: rīs˂breͅi̯ (Eupen) rijstebrij III-2-3