e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q284p plaats=Eupen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tuinman, boomkweker boom-zchter: JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.  bomtsyxtər (Eupen), gardenierder: JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.  gardənērər (Eupen), grtner (du.): JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.  gɛrtnər (Eupen) [RND 08] I-7
tuit tuitel: tøͅu̯təl (Eupen) Ausflussrohr an Gefässen III-2-1
tule tule: tyl (Eupen) Doorzichtig garenweefsel met fijne mazen, met of zonder patroon. [N 62, 82; N 62, 81b; N 59, 201; Gi 1.IV, 57; MW; monogr.] II-7
tweeling tweeling: tweͅi̯leŋ (Eupen) tweeling III-2-2
twijg, jonge tak gard: gärd (Eupen), g‧ēͅrt (Eupen), rijs: rīs (Eupen), twijg: twīx (Eupen) twijg || twijg, gard || twijgje [ZND m] III-4-3
ui, ajuin un: øͅn (Eupen, ... ) ajuin [ZND 01 (1922)] I-7
uiensoep porree-soep: poͅrɛsup (Eupen) looksoep III-2-3
uil uil: üel (Eupen), üül (Eupen) uil [Willems (1885)] III-4-1
uit (voetbal) uit: u:t (Eupen) (De bal is) uit. [DC 49 (1974)] III-3-2
uitrafelen oprafelen: oprɛfǝlǝ (Eupen) Uitrafelen van het weefsel wanneer platdraad is ontstaan. [N 39, 139b] II-7